Steeds veranderen en toch zichzelf blijven, het is weinig bands
gegeven. Hood is zo’n band die met elke nieuwe plaat ook weer
nieuwe elementen in hun muziek weet binnen te brengen zonder dat
het hun kenmerkende sound drastisch aantast. Op die manier wisten
de heren zichzelf met een reeks voortreffelijke albums in een uniek
hoekje van het UK-geluidslandschap te manoeuvreren. De in 2002
verschenen retrospectieven ‘Singles Compiled’ en ‘Compilations
1995-2002’ tonen de enorme evolutie die Hood heeft doorgemaakt. Het
charmante, nonchalante gerammel van de eerste platen maakte
langzaam plaats voor uitgestrekte nummers en de integratie van
elektronica in het melancholische Hood-geluid. Terwijl ten tijde
van ‘The Cycle Of Days And Seasons’ nog voorzichtig een intieme en
soms wat beklemmende jazzy sfeer opgeroepen werd, ontwaarden we op
‘Cold House’ zowaar een ferme hiphop-invloed. Niet verwonderlijk
gezien de bijdragen van avanthoppers Why? en Doseone (CLOUDDEAD). Met ‘Outside Closer’, hun
zevende langspeler – de compilaties tellen we even niet mee – diept
het viertal uit Leeds hun sound nog verder uit, zonder daarbij de
oude fans voor het hoofd te stoten.
Hood krijgt door gemakzuchtige recensenten steevast het etiket
indietronics opgekleeft. Een vlag die zeker niet langer de lading
dekt. Daarvoor zijn de songs op ‘Outside Closer’ te uiteenlopend.
Enerzijds zijn er nog steeds de nummers met tokkelend akoestisch
gitaartje, voorzichtige elektronische bliepjes, fijne hiphopritmes
en dito samples die ‘Cold House’ sierden. Anderzijds zijn er ook
nummers waarin drums, blazers en de nodige violen een prominente
rol spelen. Die laten een opvallend warmer en voller Hood-geluid
horen. Een heerlijke mix van uiteenlopende stijlen dus, deze nieuwe
plaat. Het is dan ook vooral de sfeer die het album de nodige
coherentie verleent. En die sfeer blijft gewoon typisch Hood, en
dat is voor een groot deel de verdienste van het wat bedeesde,
lijzige stemgeluid van Chris Adams, dat elk nummer vervult van een
warme, dromerige treurigheid.
Hoogtepunten aanduiden is onbegonnen werk. Opener ‘The Negatives…’
is een veel rechtlijniger nummer dan wat we van Hood gewoon zijn.
Misschien daarom dat we er zo weg van zijn. Het is één van de
stevigere nummers op plaat ook, met een sterke melodie die wordt
gedragen door strijkers, accordeonklanken en een af en toe haperend
ritme. Een nummer dat – net zoals de volledige plaat eigenlijk –
beter wordt met elke luisterbeurt. Ook het feeërieke ‘End of One
Train Working’ kan ons uitermate bekoren met zijn cyclisch
tokkelende gitaar, klagerige cello en voorzichtig ritmisch
handgeklap. “Where is the love we had. Where is the hope I
had.” fluistert Adams ons verweesd in het oor en we hangen de
daaropvolgende vijf minuten aan zijn lippen. Nog meer zoete
melancholie op het lang uitgesponnen ‘Closure’ dat ons dankzij een
pakkend refrein “Sorry won’t make you stay” en een klagerige
altsax telkens weer met een brok in de keel opzadelt. Andere
uitschieters zijn het halfdromerige ‘L. Fading Hills’, dat met ijle
synths en gedempte koperblazers zorgt voor een warm gevoel
vanbinnen, en afsluiter ‘This Is It Forever’, waarin Richard Adams
in weinig woorden de meest essentiële vraag van heel het album op
ons afvuurt: “Are you sure you exist?“. Daar zijn we na
zoveel pracht even niet meer zo zeker van.
Laten we hopen dat de titel van afsluiter ‘This is it Forever’ niet
slaat op de muzikale toekomst van dit fantastisch viertal, want met
‘Outside Closer’ heeft Hood een plaat gemaakt die heel toegankelijk
klinkt, maar toch ook erg experimenteel aanvoelt. Een bijzonder
moeilijke evenwichtsoefening waar de meeste bands enkel van kunnen
dromen. Deze nieuwe Hood is dan ook echt wel een klasse apart. Tien
songs als snapshots van emoties, dolend door duistere landschappen
en toch badend in een warme gloed. Aanschaffen verplicht!