



DVD-release: oktober 2007, Living Colour
Entertainment
Toen Chen Kaige enkele jaren geleden in Groot-Brittanië de
abominabele rampetamp-thriller ‘Killing Me Softly’ mocht gaan
draaien, deed hij dat in grote mate op kracht van zijn succes met
‘Farewell My Concubine’, een historisch drama dat zo mooi, gevoelig
en emotioneel uitgebalanceerd is dat een mens zich wel moet
afvragen hoe diezelfde regisseur daarna in staat kon zijn tot zo’n
kermis van slechte smaak. Ook nu, meer dan tien jaar later, blijft
de film immers een hypnotiserende ervaring, een spel van beweging,
kleur en geluid dat echt onwaarschijnlijk geraffineerd in elkaar
werd gestoken.
De plot draait rond Douzi en Shitou, twee jongetjes die tijdens de
jaren dertig een opleiding krijgen in een acteertroep in Peking.
Het leven van de toekomstige opera-acteurs is zwaar: rigoureuze
fysieke training en mentale vernederingen zijn de orde van de dag,
allemaal om toch maar beter de muze te kunnen dienen. Douzi is
daarenboven een tenger, fijngevoelig kereltje, die door z’n moeder
– een prostituée – werd opgevoed in een bordeel tot hij daar te
groot voor werd, en vervolgens dan maar werd afgescheept naar de
acteerschool. In de steek gelaten door zijn moeder en zonder dat
hij enige liefde of warmte krijgt van de volwassenen op de school,
klampt hij zich dan maar vast aan de veel sterkere Shitou. Tijdens
één scène zien we twee liggen in de gemeenschappelijke slaapzaal
die de leerlingen bewonen – de manier waarop ze elkaar in hun slaap
omarmen, zou enkele jaren later vast niet meer gepikt worden.
Veel later, in de jaren veertig, treffen we Douzi en Shitou opnieuw
aan. Onder de namen Dieyi en Xiaolou hebben ze ondertussen carrière
weten te maken als de twee meest succesvolle operazangers van de
stad. Het stuk dat ze telkens opnieuw spelen, is ‘Farewell My
Concubine’, over een keizer, gespeeld door Xiaolou, die verslagen
wordt door z’n grootste vijand. Zijn concubine, Dieyi, pleegt
vervolgens zelfmoord met het zwaard van de keizer. Dieyi is nog
steeds op zoek naar liefde waar hij die ook maar kan vinden: hij
speelt al zo lang dezelfde vrouwenrol op het toneel, dat hij
gaandeweg z’n eigen (seksuele) persoonlijkheid uit het oog is
verloren. Hij is verliefd op Xiaolou en haat zichzelf om precies
die reden. Wanneer Xiaolou besluit te trouwen met de prostituée
Juxian, gespeeld door Gong Li, stort Dieyi’s wereld in.
Waar ‘Farewell My Concubine’ in hoge mate over gaat, is dus de
identiteitscrisis van dat éne, zo kwetsbare personage, Dieyi.
Wanneer hij als kind de acteerschool wordt binnengebracht, duurt
het even voordat we als publiek doorhebben dat dit wel degelijk een
jongen is: z’n kleren en de manier waarop z’n haar werd opgestoken,
zouden ons eerder aan een meisje doen denken. Hoe heeft z’n moeder
hem eigenlijk opgevoed? De leraars verplichten hem om een lied van
buiten te leren waarin de tekst voorkomt: ‘In wezen ben ik een
meisje en geen jongen.’ Dieyi probeert zo lang hij kan om die tekst
om te draaien – in wezen ben ik een jongen – maar uiteindelijk moet
hij toch toegeven. Nog voor hij de acteerschool verlaat, wordt hij
door een oudere man verkracht, wat natuurlijk ook niet helpt om z’n
verwarring te verlichten. Langs alle kanten wordt Dieyi bestookt
door mensen die hem verplichten om z’n eigen identiteit weg te
cijferen in functie van een bepaalde rol – de rol van dochter voor
z’n moeder (hoewel dat niet met zoveel woorden wordt gezegd in de
film), de rol van meisje voor z’n leraars, van lustobject voor de
vieze ouwe vent die hem aanrandt en de rol van concubine voor
Xiaolou. Uiteindelijk raakt Dieyi zichzelf helemaal kwijt – zoals
één van de andere personages opmerkt: ‘Hij kent het verschil niet
meer tussen fictie en realiteit. Of tussen man en vrouw.’ Geen
wonder dan, dat we Dieyi een hele film lang bijna continu met z’n
make-up aan zien rondlopen. Ik geloof dat z’n gezicht voor twee
derde van z’n rol verscholen gaat onder de dikke lagen schmink die
Dieyi nodig heeft om de concubine te spelen – Dieyi speelt
tenslotte altijd toneel, hij kan niet anders meer.
‘Farewell My Concubine’ bevat drie grote lijnen, die door de hele
film lopen: het emotionele, persoonlijke verhaal over Dieyi’s
identiteitscrisis, de historische gebeurtenissen waaraan die
gerelateerd worden (de inval van de Japanners, de overwinning van
de Kuomintang, de opkomst van de communisten, de culturele
revolutie) en tenslotte de cultuurgeschiedenis van China. We zien
de opera immers evolueren van een klassiek theater waar grootse
verhalen verteld worden, naar een centrum van volksopvoeding, waar
stichtende vertellingen te horen zijn over de grootsheid van de
communistische partij en Mao Zedong. Dieyi en Xiaolou maken deel
uit van die eerste traditie, de klassieke opera die geen enkele
andere ambitie heeft dan esthetisch te zijn – wanneer de
maatschappij om hen heen verandert, moeten ze plots tot de
vaststelling komen dat ze niet alleen uit de tijd zijn, maar ook
mogelijk beschouwd worden als contrarevolutionairen, vergif voor
het volk. Alledrie die lijnen in het verhaal versterken elkaar en
geven een extra betekenis aan elkaar. Net zoals Dieyi niet meer
weet wie of wat hij is, lijkt het land dat ook niet meer te weten,
tijdens z’n verschillende veranderingen van regimes. Het enige dat
steeds hetzelfde blijft, is de opera. Tot ook daar de verrotting
toeslaat en ook de opera slachtoffer wordt van een soort
identiteitscrisis.
Kaige brengt dat alles bijzonder gracieus in beeld: vooral tijdens
het eerste uur van de film probeert hij de vaart erin te houden
door regelmatig gebruik te maken van een steadicam, met een
opvallend sterk effect. Daarna verschuift zijn stijl ietwat in de
richting van het theatrale, het operatische. De kleuren worden
feller, met krachtig rood en blauw. Scènes zoals die in het bordeel
waar Xiaolou Juxian ontmoet, of een ontmoeting van Dieyi met een
beschermheer die wel in is voor een avontuurtje, worden bewust erg
theatraal geënsceneerd, om ons het gevoel te geven dat we naar een
toneelproductie aan het kijken zijn. De hele film ziet er erg
gestileerd uit, wat ook weer bijdraagt aan de inhoud – tenslotte
gaat het hier over twee mensen die hun leven leiden via het
theatrale. Dat neemt niet weg dat de regisseur zich hier en daar
wel enigszins laat meeslepen: Dieyi raakt op een bepaald punt
verslaafd aan de opium, en telkens wanneer hij in een roes is,
vindt Kaige het nodig om hem te filmen door een aquarium heen. Je
kunt ook overdrijven, natuurlijk.
‘Farewell My Concubine’ is een prachtige film: inhoudelijk
veelgelaagd, rijk aan karaktertekening en visueel soms
verrukkelijk. Dit is relevante oosterse cinema, waarin een nieuwe
generatie filmmakers zich luidop vragen stelt over het hoe en
waarom van de voorbije vijftig jaar. Magnifiek.