Slechte voortekens cirkelen als gieren rond het kadaver van
‘Exorcist: The Beginning’. Niet alleen is dit het vierde deel in
een horrorreeks die nooit een reeks had moeten worden (‘Exorcist
II: The Heretic’ was lachwekkend, ‘The Exorcist III’ eerder om te
janken), maar ook heeft men het nodig gevonden om terug te gaan in
de tijd en een prequel te maken, altijd een teken van terminaal
gebrek aan inspiratie. Bovendien is ‘The Beginning’ een project dat
maar liefst drie regisseurs heeft overleefd: John Frankenheimer
spendeerde een jaar in de preproductie, enkel om uiteindelijk de
pijp aan Maarten te geven, Paul Schrader (van ‘Auto Focus’) maakte vervolgens zijn eigen
versie van de prent, om vervolgens van producerende studio Warner
te horen te krijgen dat die niet griezelig genoeg was, waarna hij
domweg vervangen werd door Renny Harlin. Harlin, verantwoordelijk
voor twijfelachtige stukjes pellicule als ‘Cutthroat Island’ en
‘Deep Blue Sea’, begon van voren af aan: personages werden
toegevoegd en verwijderd, de plot werd aangepast en het scenario
werd rijkelijk voorzien van gore-scènes waarin het bloed
tegen de muren spettert. Wat Paul Schrader ervan maakte, zullen we
pas weten wanneer de dvd uitkomt – zijn versie van de film zou naar
verluidt als extra worden toegevoegd. Het is in ieder geval
moeilijk om je in te beelden dat het veel erger is dan Harlins
versie, een gedrocht van een horrorprent die alle intenties van de
originele klassieker uit 1973 om zeep helpt en vervangt door
smakeloze, ordinaire shockeffecten.
In 1949 ontmoeten we Lankaster Merrin (Stellan Skargard), een
ietwat afgezopen archeoloog en ex-priester, die na enkele
gruwelijke gebeurtenissen tijdens de Tweede Wereldoorlog z’n geloof
vaarwel heeft gezegd. Hij wordt benaderd door de Britse overheid om
deel te nemen aan een opgraving in Kenia: daar werd immers een
Byzantijnse kerk ontdekt, begraven onder het woestijnzand, die
ondanks z’n leeftijd van pakweg 1500 jaar, nog in muntgave toestand
is. Merrin is geïntrigeerd, maar bij z’n aankomst in Kenia, komt
hij à la minute in onheilspellende, macabere gebeurtenissen
terecht: crucifixen die uit eigen beweging ondersteboven gaan
hangen. Vreemde geluiden in de nacht. Agressieve beesten met
scherpe tanden. Een microfoon die in beeld komt. Het is hier dat
Merrin voor het eerst in conflict komt met de demon Pazuzu, die
zo’n 25 jaar later bezit zal nemen van Regan MacNeill, in de
originele ‘Exorcist’.
Het heeft om te beginnen al iets van necrofilie dat het hele
‘Exorcist’-gegeven nog maar eens wordt opgerakeld. Niemand zat
hierop te wachten, de reeks was dood en begraven. Het enige aan de
serie dat nog een heel klein beetje leefde, was de welverdiende
reputatie van het origineel. Iedereen met ook maar het minste
respect voor die klassieker had het daarbij gelaten, maar nee – de
kassa lonkte, en u en ik zijn het slachtoffer.
De eerste film was het soort van griezelprent dat haast uitsluitend
dreef op sfeer, op het gestadig opbouwen van de spanning tot aan de
climactische exorcismescène. In ‘The
Exorcist’ gebeurde er tijdens het eerste uur omzeggens niets,
maar we kregen steeds de indruk dat er vanalles kòn gaan gebeuren.
Wanneer de gruwel dan toch losbarste, werd het publiek (zeker in
die tijd) met eens zoveel kracht onder z’n stoeltje geblazen. Dat
was toen, dit is nu – Renny Harlin heeft een horrorfilm voor onze
tijd willen maken, wat in de praktijk wil zeggen dat elk vertrouwen
in de intelligentie van het publiek definitief verloren is gegaan
en plaats heeft moeten ruimen voor elke twee minuten een gortig
schokeffect, vergezeld van een flinke stoot muziek. We krijgen
baby’s die dood uit de baarmoeder worden gerukt en krioelen van de
maden, kinderen die verscheurd worden door wilde honden en gek
geworden archeologen die zichzelf welbewust de keel oversnijden.
Smaakvol. Dat zijn precies het soort van momenten van gratuit
geweld en gruwel waar William Friedkin in 1973 zover mogelijk van
weg wilde blijven. Wat Friedkin destijds deed, samen met de auteur
van het oospronkelijke boek, William Peter Blatty, was een geheel
realistische setting creëren, met geloofwaardige personages, en
eens we die wereld hadden leren kennen tijdens de eerste helft van
de film, loste hij daar letterlijk al z’n demonen. Dat is de reden
waarom ‘The Exorcist’ zo goed werkte
– het was een film met een onmogelijke premisse die vierkant in
onze eigen ervaringswereld werd geflikkerd. Deal with it.
Renny Harlin daarentegen, volgt alle conventies van de
Hollywood-horrorfilm; dit is in zekere zin de anti-‘Exorcist’. Alle
fouten, alle clichés die men in de eerste film zo vakkundig wist te
vermijden, worden hier begaan, alsof ze ’t opzettelijk doen. Een
cliché? Wat dacht u van de heldin (Izabella Scorupco) die onder de
douche staat wanneer het licht uitvalt en, enkel gekleed in een
handdoek en nog steeds kletsnat, besluit om de elektriciteit te
gaan herstellen? Alleen in horrorfilms zijn menselijke wezens zo
dom.
Dan kun je natuurlijk proberen om de film te verdedigen met de
stelling dat ook de publieken zijn veranderd sinds de jaren
zeventig – de mensen verwachten nu eenmaal dat soort van
schokeffecten, het is commerciële zelfmoord om hen dat niet te
geven, waanzin om te verlangen dat een hedendaags publiek eerst een
uur set-up zal uitzitten voordat er wat gebeurd. Ik weet het nog zo
net niet – dat is een populaire theorie (“de mensen worden dommer,
dus de films ook”), maar hoe komt het dan dat er zoveel volk gaat
kijken naar de films van M. Night Shyamalan? Die films zijn één en
al set-up, met nauwelijks enige pay-off.
Tijdens het eerste half uur laat ‘The Beginning’ zich anders nog
best bekijken, binnen z’n beperkingen van clichématig
griezelfilmpje. Stellan Skarsgard doet moedig zijn best om er nog
iets van te maken, hij kijkt mistroostig voor zich uit en bromt z’n
dialogen alsof hij al weet dat hij voor het einde van de film de
onwielriekende adem van Lucifer zelve zal opsnuffelen. Het is
allemaal niets verhevens, maar ook niet zó slecht. Dan echter, bolt
‘The Beginning’ in een rotvaart achteruit: de van de pot gerukte
gore-scènes volgen elkaar in steeds hoger tempo op, de plotgaten
worden steeds groter, tot we een climax krijgen die niet zozeer
angstaanjagend als wel domweg silly is. Een demon die als
een hagedis over de muren kruipt en af en toe “boe” komt roepen,
waarna hij zich in ware ‘Matrix’-stijl van een (uiteraard
ondersteboven hangend) kruisbeeld laat bengelen… Het lijkt eerder
een fitness-video dan een griezelfilm. Eén ding moet je
Mefistofeles nageven: hij heeft een goeie conditie.
‘Exorcist: The Beginning’ is een verhakkeld monster dat wellicht
allang een verloren zaak was voor Renny Harlin eraan begon – niet
dat zijn aanwezigheid veel geholpen zal hebben. Doe algauw een paar
schietgebedjes en als u in de multiplex de zaal passeert wat dit
onding speelt, mompel dan een welgemeend “vade retro”. Amen.