



In 1986 draaide Denys Arcand ‘Le Déclin De L’Empire Américain’, een
praatkomedie waarin een viertal universiteitsprofessoren hun
links-liberale visie gaven op het leven, de liefde, de dood en
bovenal seks. Nu, bijna twintig jaar later en met nog eens zoveel
levenservaring achter de rug, keert Arcand terug naar deze zelfde
personages met ‘Les Invasions Barbares’, een prent die eerder als
een encore van hetzelfde ensemble gezien kan worden, dan als een
sequel. De tijd maakt mensen nederig, zo blijkt. Eens je een
bepaalde leeftijd hebt bereikt, waarop je met zekerheid weet dat je
méér achter je hebt liggen dan er nog voor je ligt, verandert je
mentaliteit – de ietwat arrogante intellectuelen met hun
vrijzinnige ideeën en grootse idealen uit ‘Le Déclin’, zijn nu op
een punt gekomen waarin de dood hen recht in het gezicht kijkt en
enkel totale onverschilligheid toont voor wie ze zijn en welke
status ze hebben. Een mens zou voor minder al eens stevig beginnen
nadenken over de vragen die er echt toedoen: wat heeft het allemaal
betekend? Wat heb ik aangevangen met die luttele jaren die ik hier
heb doorgebracht?
De stervende in kwestie is Rémy (Rémy Girard), een professor
geschiedenis aan een universiteit in Montréal, die nu langzaam ligt
te kreperen in een deprimerend ziekenhuis aan de gevolgen van
kanker. Zijn gezin is tegenwoordig volledig uit elkaar gevallen:
hij is gescheiden van z’n vrouw, enkel om haar te vervangen met
talloze vrijwel anonieme studentes, zijn zoon is tegenwoordig een
stinkend rijke financiële tovenaar in Londen en zijn dochter zeilt
de wereld rond, schijnbaar in een poging om toch maar zo ver
mogelijk van haar familie weg te geraken. Maar bloed spreekt nu
eenmaal luid, en wanneer Sébastien (Stéphane Rousseau) een
telefoontje krijgt van z’n moeder dat het met Rémy snel achteruit
gaat, pakt hij z’n koffers en z’n vriendin, en springt hij op een
vliegtuig richting Canada.
Vanaf dat punt zijn we er getuige van hoe een stervende man een
soort van afscheidstournee maakt van zijn eigen leven. Sébastien
zorgt ervoor dat Rémy’s vrienden van weleer hem nog eens komen
opzoeken, regelt een meer comfortabele verblijfplaats voor hem dan
dat vreselijke ziekenhuis, en wanneer zelfs morfine niet meer
voldoende blijkt om Rémy’s pijn te stillen, treft Sébastien andere
maatregelen.
Voor een zoon die van Canada naar Engeland gevlucht is voor zijn
eigen vader, is dat nog niet zo kwaad, hoewel Sébastien
aanvankelijk duidelijk maakt dat hij enkel is teruggekomen voor z’n
moeder. ‘Ik wilde mama een plezier doen,’ zegt hij tegen Rémy. ‘Zij
heeft me opgevoed, jij niet.’ De bezoeken die hij aflegt, het geld
dat hij uitgeeft om Rémy een waardig einde te gunnen – zijn dat
allemaal enkel de daden van een plichtbewuste zoon die z’n ouweheer
een betere behandeling wilt geven dan hij zelf ooit heeft gekregen?
Of komt er gaandeweg toch iets anders bij kijken?
Feit is dat Rémy geen alom geliefde figuur is, waar veel mensen om
zullen huilen na zijn dood. Met z’n echtgenote heeft hij z’n
bruggen zo grondig opgeblazen dat ze zelfs in het ziekenhuis nog
steeds ruzie maken over zijn avontuurtjes. In een flash-back zien
we Rémy aan z’n studenten aankondigen dat hij wegens
gezondheidsredenen z’n cursus moet overgeven aan een collega – de
enige respons die hij krijgt, is de vraag of dit de papers en
examens zal beïnvloeden. Sébastien moet achteraf een paar studenten
omkopen om hem eventjes te gaan opzoeken. De indruk die we van Rémy
krijgen, is die van een man die zodanig zijn leven heeft geleid via
z’n intellect, dat hij zijn emoties, en zeker die van anderen,
gaandeweg is vergeten. Nu hij z’n einde ziet naderen, wordt het
tijd om daaruit conclusies te trekken.
Dat alles mag echter niet de indruk geven dat ‘Les Invasions
Barbares’ een deprimerende film is over een ouwe sok die zielig de
pijp ligt uit te gaan. Het mooie aan de film is immers de manier
waarop Denys Arcand steeds een sarcastisch-humoristisch aspect in
leven weet te houden, dat alle pathetiek onmiddellijk ondermijnt.
Telkens wanneer de prent tranerig dreigt te worden, of dreigt te
verzanden in al te voorspelbare emotionele verwikkelingen, krijgen
we wel een scène waarin Rémy samen met zijn oude vrienden een
sappige conversatie voert over zijn masturbatiefantasieën van
weleer, of zijn al dan niet succesvolle flirts met schone dames van
vele verschillende naties. Rémy komt tot enkele pijnlijke inzichten
over z’n verleden – heb ik misschien niet teveel mensen pijn
gedaan? – maar uiteindelijk is hij wel in staat om in het reine te
komen met zichzelf. ‘Het ergste aan oud worden,’ zegt hij, ‘is dat
je begint af te tellen. Nog twintig jaar. Nog tien. Nog vijf. Voor
de laatste keer op reis naar Italië. Voor de laatste keer
verliefd.’ Sterven is op zichzelf nog niet zo erg. Het is dat
ophouden met leven dat lastig is.
Die tragikomische toon die Arcand hier aanslaat, werkt soms
bijzonder aanstekelijk – Rémy is geen personage dat zich anderhalf
uur lang overgeeft aan zelfmedelijden in afwachting van de dood.
Hij blijft z’n moeilijke karakter trouw tot aan het bittere einde,
wat ook precies de reden is waarom hij zichzelf z’n vergrijpen uit
het verleden kan vergeven, zelfs terwijl hij ze erkent als
vergrijpen. Waarom zou iemand met nog maar enkele weken te leven
per sé zeer diepzinnige, symbolische uitspraken moeten doen over de
Betekenis van het Al? Rémy weet dat hij gaat sterven en hij voert
gesprekken over “magistrale blowjobs.” Waarom ook niet, als
dat nu die mens z’n karakter is?
‘Les Invasions Barbares’ is in wezen de fantasie van een oude man:
wanneer het niet meer zo belangrijk is om wilde ambities waar te
maken of elke vrouw in je bed te krijgen, rest er nog de wens om
vredig en waardig te sterven, omringd door vrienden, liefst nog
ergens in een mooie natuuromgeving. Tussen de bedrijven door geeft
Arcand bovendien nog een subtiel, maar niettemin rake kritiek van
de gezondheidszorg in Canada – het ziekenhuis waar Rémy verblijft,
is weinig meer dan een bouwwerf, waar je al van geluk mag spreken
als je spullen niet worden gestolen terwijl de verpleegster je
bloed komt afnemen, en waar geen poot wordt uitgestoken door het
personeel dat de boel dient op te knappen, omdat die vastzitten in
eeuwige onderhandelingen met de vakbonden. En dan mag de regisseur
nog van geluk spreken dat hij niet in de VS werd geboren.
Voorzien van sympathieke acteerprestaties – de acteurs springen
gretig op de lange, intelligente, belezen dialogen die ze hier
krijgen – is ‘Les Invasions Barbares’ een mooie, nostalgische film
over een man die rekening van z’n leven opmaakt en merkt dat het al
bij al nog zo slecht niet is afgelopen. Tenslotte mag een mens
fouten maken, zolang je er maar voor zorgt dat je nog voldoende
mensen overhoudt die van je houden – of die desnoods opnieuw van je
leren houden – aan je sterfbed.