Ergens halverwege in ‘Fargo’, zit een scène waarin ons
hoofdpersonage, Maggie Gunderson (Frances McDormand), een
lunchafspraak heeft met een oude klasgenoot. Aanvankelijk lijkt
alles normaal – de twee babbelen wat bij, alles gaat goed… Tot de
klasgenoot plots in huilen uitbarst. We ontdekken dat de brave man
eigenlijk een zeer eenzame figuur is, die wanhopig op zoek is naar
een beetje aandacht, een beetje liefde. Hou daarbij in gedachten
dat dit een personage is dat we nog niet eerder in de film zijn
tegengekomen en dat we later ook nooit meer zullen zien. Wat doet
die scène eigenlijk in het verhaal? Niets, behalve dan een vleugje
van een reëel leven eraan toevoegen – heel die episode is erop
bezien om ons te verrassen, om ons uit de routine van een zoveelste
politiefilm te halen. ‘Fargo’ is wellicht de beste film die de
broertjes Joel en Ethan Coen ooit op ons hebben losgelaten, en dàt
soort van scènes zijn de reden daarvoor: op elk moment doen de
gebroeders hun best om al onze verwachtingen te ondergraven.
De plot, die overigens niet waargebeurd is, ongeacht wat de
broertjes aan het begin van de film ook mogen beweren, draait rond
Jerry Lundegaard (William H. Macy op z’n best), een autoverkoper
die z’n hele leven leidt in de schaduw van z’n succesvolle
schoonvader. Nadat hij geld van de zaak is kwijtgeraakt bij een
frauduleuze investering, besluit hij om twee professionele
criminelen (Steve Buscemi en Peter Stormare) in te huren om zijn
eigen vrouw te kidnappen. Het plan is dat schoonpapa het losgeld
betaalt en dat Jerry dat geld vervolgens gebruikt om z’n schulden
in te lossen. De ontvoering verloopt echter niet zo vlot als
verwacht en wanneer de kidnappers worden tegengehouden door een
politie-agent, worden er schoten gelost.
Maggie Gunderson (McDormand) wordt erbij geroepen, met bolle buik
en al, om de moord op de agent in kwestie te onderzoeken en komt op
die manier langzaam maar zeker de hele affaire rond Lundegaard op
het spoor.
U merkt het: qua verhaal is dat allemaal niet zo spectaculair, maar
de manier waarop de Coens de clichés inherent aan het materiaal
telkens opnieuw weten te ontwijken, is ronduit spectaculair. We
denken dat we dit genre film wel kennen: een misdaadprent over een
ontvoering. Half-komische schurken, een slimme agente die de zaak
oplost. Een vertrouwd gegeven, het soort film dat zich ontwikkelt
volgens de meest comfortabele conventies. Maar ditmaal dus niet,
want de Coens verdraaien en verwringen alles dat we menen te kennen
– ze gooien er scènes tussen zoals die met Maggie’s klasgenoot. Ze
maken van de held een hoogzwangere vrouw. Van de nominale
slechterik een tragische figuur. Ze wachten drie kwartier voordat
ze ons zelfs maar introduceren aan de heldin. Ze houden het tempo
van de film soms tergend traag, enkel om die gezapigheid regelmatig
te doorprikken met korte, plotse uitbarstingen van grafisch geweld.
Naar het einde toe zijn we plots niet meer naar een thriller aan
het kijken, zelfs niet meer naar een zwarte komedie, maar naar een
drama. De Coens hebben hier een door en door vertrouwd, zelfs
afgezaagd genre, op een wonderbaarlijke manier nieuw leven
ingeblazen, simpelweg door één zeer simpele vuistregel te
gebruiken: “Wat verwacht het publiek op dit moment? Wel, dat doen
we dus niét.”
Door al die vreemde wendingen te geven aan de plot en de
personages, zorgen de broertjes ervoor dat de film nooit een voor
de hand liggende genre-oefening gaat lijken. Ze vermijden alle voor
de hand liggende situaties en karakterschetsen, en wat ze ons in de
plaats geven is een oprecht gevoel van menselijkheid. Neem een
scène waarin McDormand ’s nachts uit haar bed wordt gebeld om te
gaan werken. Haar man, een zwijgzame figuur genaamd Norm, staat
erop om eerst een ontbijt voor haar klaar te maken. We zien hen dat
ontbijt opeten, waarna McDormand buitengaat, de auto probeert te
starten en vervolgens opnieuw naar binnen komt omdat het ding het
vertikt. Nog zo eentje: Jerry Lundegaard (Macy) is allesbehalve een
geharde crimineel en wanneer zijn plannetje niet naar wens
verloopt, weet hij zich geen raad. Hij wordt ondervraagd door
McDormand en raakt z’n kluts kwijt – let erop hoe hij altijd zijn
verkopersglimlach op z’n gezicht houdt terwijl hij zich wanhopig
stotterend een weg uit z’n situatie probeert te lullen. Op dat
moment voelen we als publiek sympathie voor Lundegaard – hij is een
schlemiel, meer niet, iemand voor wie we medelijden hebben, veel
meer zelfs dan voor zijn ontvoerde vrouw. ‘Fargo’ zit tjokvol van
dat soort kleine observaties, scènes die simpelweg menselijk gedrag
tonen zoals het is. Waar de meeste politiefilms proberen om
diepgang in hun scenario te stoppen door de personages naar keuze
een drank- dan wel een huwelijksprobleem te geven, creëren de Coens
hier voor ons werkelijk driedimensionele personages, wiens levens
niet ophouden eens ze buiten beeld zijn.
De overheersende sfeer van ‘Fargo’ is er één van melancholie, van
tristesse, niet van suspense – William H. Macy speelt hier een
tragische figuur, die enkel handelt uit oprechte wanhoop, en hij
weet dat gevoel perfect over te brengen. We zien hem en we krijgen
de indruk dat dit de man is die altijd als laatste werd gekozen
wanneer er ploegen gevormd moesten worden bij turnlessen. Dat dit
degene was die werd gepest op school, en die later het kneusje van
z’n unief was. De eeuwige loser, die dat ook van zichzelf weet.
Elke poging om geen loser meer te zijn was op voorhand gedoemd. Het
was Frances McDormand die een oscar won voor haar rol, maar Macy
maakt op mij het meeste indruk – zo’n zielige man, je komt het niet
dikwijls tegen.
Dat overheersend gevoel van depressie (dat overigens niet uitsluit
dat er zeer grappige scènes in ‘Fargo’ zitten), wordt aangevuld
door de fotografie – ‘Fargo’ speelt zich haast uitsluitend af in
een metersdikke laag sneeuw, die de personages steeds lijkt te
isoleren: zwarte stippen tegen een witte achtergrond. Bovendien
krijgen we een prachtige muziekscore die nergens rechtstreeks
ingaat op de thrilleraspecten van de film, maar opnieuw eerder
inspeelt op het gevoel van tragiek. Ik beschouw ‘Fargo’ eigenlijk
in de eerste plaats als een drama dat zich vermomt als thriller en
zwarte komedie. De Coens geven je Steve Buscemi met zijn heerlijke
oneliners (“How the fuck do you split a car, you dummie, with a
fucking chainsaw?”), en ze geven je suspensescènes zoals de
geldoverdracht aan het einde, maar de clou van de film, de gedachte
waarmee ze je achterlaten is Marge in haar politiewagen, die met
een zeer gemeend gevoel van verontwaardiging en verwondering tegen
één van de ontvoerders zegt: “Waarom heb je dat nu gedaan? Allemaal
voor een beetje geld. En nu zit je hier, op zo’n mooie dag.” Het
had stroperig of fake kunnen klinken, maar de hele film heeft
subtiel naar dat punt toegewerkt en geloof maar dat het werkt.