‘Ik werkte vroeger in Chinatown,’ zegt Jack Nicholson als
privé-detective Jake J. Gittes op een bepaald moment in de film.
‘En wat deed u daar?,’ vraagt Faye Dunaway aan hem. ‘Zo weinig
mogelijk,’ antwoordt Nicholson.
Scenarist Robert Towne heeft in een interview ooit verklaard waar
die referentie naar Chinatown eigenlijk op sloeg: een politieagent
die dienst doet in dat deel van de stad, weet nooit of wat hij doet
nu helpt om de misdaad tegen te houden, of op een vreemde manier
een bepaalde crimineel juist vooruit helpt. De onderwereld van
Chinatown werkt op zo’n ondoordringbare manier, met zoveel
verborgen contacten en relaties, dat je nooit zeker kunt zijn wat
je nu precies moet doen om niemand kwaad te berokkenen. Bijgevolg
doe je dan maar zo weinig mogelijk, dan kun je ook niets verkeerd
doen.
‘Chinatown’, een van de klassieke odes aan de film noir en wellicht
nog steeds Roman Polanski’s beste film, draait van begin tot eind
rond dit principe – het is een detectiveverhaal waarin de detective
een nederlaag lijdt, niet omdat hij het mysterie niet heeft kunnen
oplossen, maar juist omdat hij dat wél heeft gedaan. Had hij zich
er buiten gehouden, dan zouden er niet zo’n dramatische dingen zijn
gebeurd. De laatste regel van de film – ‘Forget it, Jake, it’s
Chinatown’ – is zeer veelzeggend wat dat betreft. Hoe had
Gittes ooit kunnen denken dat hij zou winnen? In Chinatown kun je
niks doen zonder de toestand erger te maken.
De plot is een rechtstreekse ode aan het werk van beroemde meesters
van de noir-verhalen, zoals Hammett en Cain, wat meteen verklaart
waarom dat verhaal vaak even ontoegankelijk lijkt als de ring rond
Antwerpen. J.J. Gittes is een privé-detective in het Los Angeles
van omstreeks 1930 – er heerst een droogte in de stad, die
misschien kan worden opgelost door de bouw van een reservoir, maar
de verantwoordelijke architect, Hollis Mulwray, weigert die te
bouwen uit veiligheidsoverwegingen. Mulwray’s echtgenote komt naar
Gittes toe met de verdenking dat hij haar bedriegt. De detective
begint de architect te volgen, maar de smerige zaakjes waar hij in
betrokken raakt, reiken veel dieper dan enkel overspel. Gittes
ontdekt dat de mevrouw Mulwray die hem inhuurde een bedriegster
was. Vervolgens duikt het lijk op van de architect – verdronken. De
zaak wordt steeds ingewikkelder, maar blijkt uiteindelijk uit te
draaien op een plannetje om de landbouwers uit de omgeving van LA
zo lang zonder water te zetten dat hun land voor een prikje kan
worden opgekocht. Vervolgens zal er, dankzij het reservoir,
plotseling miraculeus opnieuw water beschikbaar zijn en zal de
waarde van het land tot ongeziene hoogtes stijgen.
Eigen aan de conventies van het noir-genre waar ‘Chinatown’ uit
afstamt, is het ongeloof in een happy end. Waar in de klassieke
verhalen de misdadiger op z’n minst nog het goed fatsoen had om een
gangster te zijn, krijgen we hier echter af te rekenen met dé grote
boosdoener uit de periode waarin de film gemaakt werd: big
business. De intrige van de film bevat elementen als moord,
chantage en zelfs incest, maar ditmaal is de grote kwade man achter
de schermen een oude zakenman, Noah Cross, die, zoals hij zelf
zegt, respectabel genoemd wordt omdat hij oud is. “Zakenmannen,
lelijke gebouwen en hoeren worden allemaal vanzelf wel respectabel
als ze maar lang genoeg meegaan.” Tegen een gewone crimineel zou
een detective als Gittes misschien nog opkunnen, maar tegen een man
met miljoenen achter zich – geen kans. “Hij is rijk, hij denkt dat
hij àlles kan maken,” schreeuwt Gittes verontwaardigd aan het einde
van de film. Maar volgens de filosofie van deze film dénkt Cross
dat niet alleen. Het is ook zo. Net als in de klassieke films noir,
blijft onze held eenzaam en verweesd achter, terwijl de slechten
vrijuit gaan.
Roman Polanski keerde voor ‘Chinatown’ voor het eerst terug naar
Los Angeles sinds de beruchte moorden op zijn 8 maanden zwangere
vriendin Sharon Tate en een aantal vrienden door Charles Manson en
zijn “familie”. Jack Nicholson was ook uitgenodigd voor het feestje
die avond, maar kon niet komen. Het pessimisme dat uitstraalt van
elke seconde van ‘Chinatown’, is allicht tekenend voor Polanski’s
mentaliteit op dat moment. Een gevoel van eenzaamheid doordringt de
hele film – wanneer een vrouw aan de telefoon aan Gittes vraagt of
hij alleen is, antwoordt hij: “Isn’t everyone?” Later
horen we Faye Dunaway als Evelyn Mulwray zeggen dat ze het zich
niet kan permitteren om met iemand een lange relatie aan te knopen,
en we komen ook te weten waarom – een incestueus geheim dat
uiteraard het daglicht niet mag zien. Polanski gebruikte deze film
in grote mate om af te rekenen met de stad LA – een stad waar een
enkele eerlijke ziel geen schijn van kans heeft om iets te doen aan
de allesoverheersende corruptie. Meer dan twintig jaar later zou
Curtis Hanson nog eens iets gelijkaardigs doen in ‘LA Confidential’, maar in die film
suggereerde op het einde op z’n minst nog een beetje hoop op
verbetering.
Polanski maakte van ‘Chinatown’ naast een zeer bittere, ook een
heel geduldige film: tijdens het eerste half uur gebeurt er
nauwelijks iets, àlles is set-up voor de rest van de prent. Het zou
vrijwel onbegonnen werk zijn om tegenwoordig nog zoveel inspanning
van je publiek te vragen. Een kenmerkende scène komt er wanneer
Nicholson moet wachten om het kantoor van een collega van Mulwray
binnen te mogen. Hij steekt een sigaretje op, wandelt door de
kamer, bekijkt de foto’s aan de muren, fluit een deuntje… Die
scène sleept zich tergend langzaam voort, maar het gevolg is dat er
een onmiskenbare sfeer wordt gecreëerd – er gebeurt niks, maar er
is de hele tijd vanalles dat kàn gebeuren.
Die sfeer wordt verder versterkt door de fotografie van John A.
Alonzo – geel, oker en andere aardekleuren domineren de hele prent,
in die mate zelfs dat je bijna het gevoel krijgt naar een zwart-wit
film te kijken, omdat alles zo’n monochrome indruk geeft. Dat
kleurengebruik en de vele wijde shots die Polanski in z’n film
stopt, zorgen ervoor dat je een zeer tastbaar gevoel krijgt van de
hitte in die stad op de rand van de woestijn. Hoe Gittes dat een
hele film lang uithoudt in z’n maatpak, is mij een raadsel.
Jack Nicholson was een rijzende ster op het moment van ‘Chinatown’
– hij was bekend uit films als Hal Ashby’s ‘The Last Detail’, maar
het was nog steeds een jaar voor hij definitief zou doorbreken met
‘One Flew Over The Cuckoo’s Nest’.
Hier maakt hij van J.J. Gittes een onvergetelijke figuur, een
privé-detective met stijl, die woorden gebruikt als “métier”. Faye
Dunaway krijgt hier de bizarre rol van een femme fatale die
uiteindelijk geen femme fatale blijkt te zijn, wat wil zeggen dat
ze het zó moet spelen dat het altijd klopt – aanvankelijk moeten we
in haar kunnen geloven als een harteloze bitch, daarna moeten we
haar kunnen aanvaarden als heldin. En Dunaway moet die overgang
geloofwaardig maken. De show wordt evenwel gestolen door John
Huston als Noah Cross, een ouwe smeerlap hors catégorie, die zelfs
vis eet met de kop er nog aan. Huston brengt 35 jaar ervaring in de
filmwereld naar zijn rol – dàn weet je wel hoe je een rotzak moet
spelen.
‘Chinatown’ is een triomf van een film: inhoudelijk veelgelaagd,
schitterend in beeld gebracht en geacteerd. Elke poging tot een
film noir sindsdien is een zoveelste poging tot een ‘Chinatown’
geworden.