Aaah, de penetrante geur van bullshit! Ik kon ‘m al ruiken nog voor
de eerste twee, drie shots van ‘Hellboy’ zich aan m’n zichtveld
onttrokken hadden en geloof me vrij: gedurende de volgende twee uur
werd het er niet beter op. Guillermo del Toro, de olijke Mexicaanse
dikkerd die eerder al verantwoordelijk was voor meesterwerkjes als
‘Mimic’ en ‘El Espinazo del Diabolo’, heeft met deze nieuwe
comic book-verfilming verreweg de beste komedie van het jaar
afgeleverd. Alleen betwijfel ik of het wel allemaal zo grappig
bedoeld was.
Tegen het einde van de Tweede Wereldoorlog zijn de nazi’s wanhopig
op zoek naar een laatste redmiddel dat hun onvermijdelijke
nederlaag zal kunnen tegenhouden. Een jonge, ambitieuze professor
genaamd Trevor ‘Broom’ Bruttonholm, komt op het spoor van een
sinister plan waarbij de Duitsers (vertegenwoordigd door een Darth
Vader-achtige figuur in een zwart gasmasker en een blonde
Gauleiter met de absoluut niet clichématige naam Ilsa),
zullen proberen om de een of andere poort naar De Andere Zijde te
openen en een stel humeurige demonen naar de aarde te laten
afdalen. Hey, als ik een oorlog wilde winnen, zou ik ook demonen
aan m’n kant willen, u niet soms? Wel dan.
De snode plannen van de Duitse schavuiten (bij dit soort films
verval ik altijd spontaan in een soort van Jommekestaal, mijn
excuses daarvoor), worden tijdig gedwarsboomd door professor Broom,
maar de brave man kan niet verhinderen dat er toch één demon op de
wereld terechtkomt: een klein, rood mannetje met (hoe kan het ook
anders) hoorns en een staart en zowaar één gigantische hand van
steen. Broom besluit de kleine duivel op te voeden als z’n eigen
kind – het vaderinstinct staat voor niets – en geeft hem zelfs de
vertederende naam ‘Hellboy.’ Zestig jaar later loopt de oude
professor op z’n laatste benen (en wordt hij gespeeld door John
Hurt), terwijl Hellboy zelf nauwelijks dertig lijkt en er verdacht
sterk uitziet als Ron Perlman, verborgen onder een ridicule laag
rode make-up en nepspieren die allicht vervaardigd werden van die
mousse waarmee ze stressballetjes maken. Aangezien er in een film
toch iéts moet gebeuren en het schijnbaar allemaal niet te
origineel mocht zijn, keren de nazi’s van weleer plotsklaps terug.
Hellboy, tegenwoordig een volbloed beschermer van weduwen en wezen,
schiet in actie.
Ik daag iedereen uit, zelfs de fans van het genre, om naar foto’s
te kijken van Ron Perlman in z’n Hellboy-outfit, en niét spontaan
in lachen uit te barsten. Op een gekke manier deed deze lelijkste
acteur van Hollywood me zelfs regelmatig denken aan Lou Ferrigno,
de bodybuilder die destijds de Hulk speelde in de tv-series – ze
schminkten die arme man simpelweg van boven tot onder groen en
lieten hem vervolgens vervaarlijk in de camera brullen en grimassen
trekken. Perlman hebben ze rood geschilderd en twee bijgevijlde
hoorntjes gegeven, maar de essentie is nog steeds hetzelfde, het
effect is nog steeds even kig. Wanneer je in ‘X-Men’ het ijzer
uit de knokkels van Hugh Jackman ziet komen, komt dat min of meer
geloofwaardig over, als publiek kun je daar met je verstand nog
bij. Maar deze kerel… Hij ziet gewoon rood, dames en
heren. En hij heeft een staart. Dit is een film die, in navolging
van het stripverhaal natuurlijk, alle plausibiliteit overboord
gooit vanaf het moment dat de held in beeld komt. En dat is een
handicap die de prent nooit te boven komt – je ziet die kerel en je
ruikt de verf die ze twee minuten eerder hebben bijgespoten.
Je ziet geen personage, maar een acteur in weinig geloofwaardige
make-up.
Nog apart daarvan, krijgen we een plot die die naam nauwelijks
waardig is en nevenpersonages die al even absurd zijn. Een
levensgrote vis die vier boeken tegelijk leest en verzot is op
rotte eieren. Een reïncarnatie van Rasputin (of iets dergelijks)
die de hele film de ondankbare taak krijgt om pompeuze stukjes
dialoog te debiteren genre: ‘Meester, wanneer deze wereld eindigt
zal uw heerschappij voorgoed beginnen – mwoehahahaaa!’ En
mijn favoriet: die Dart Vader-nazi, die z’n eigen oogleden en
lippen heeft laten verwijderen en al z’n organen schijnbaar heeft
laten vervangen door zagemeel. Hij heeft geen voedsel of slaap
nodig, maar af en toe windt hij zichzelf letterlijk op met een
speciale sleutel, zoals je dat bij een ouderwetse klok zou doen.
Wie bedénkt zoiets? En hoeveel bad acid had die persoon op
dat moment geslikt?
Bovendien zijn de actietaferelen weinig opmerkelijk, vergeleken met
wat we elk jaar tientallen keren de bioscoopzaal binnen zien
donderen. Hellboy vecht in feite de hele film lang tegen hetzelfde
monster en doet dat dan nog onveranderlijk in openbare plaatsen,
hoewel zijn bestaan eigenlijk top secret hoort te zijn. In een
metrostation (alwéér in een metrostation!), op een kermis,
simpelweg op straat of in de grootste tombe die ik ooit ben
tegengekomen – de locaties variëren, maar de actie niet. Het is
helder in beeld gezet, dat wel, maar who cares? We hebben
dit al zo vaak en zoveel beter zien gebeuren, dat er niets in
‘Hellboy’ overblijft dat je adrenaline aan de gang krijgt.
Ja, Ron Perlman krijgt een paar leuke one-liners – de acteur weet
zowaar een beetje charisma in een onmogelijke rol te leggen en
speelt Hellboy als een kregelige werkman die tegen z’n zin af en
toe een klusje gaat uitvoeren om de wereld veilig te houden. En ja,
del Toro schudt hier en daar een knap shot uit z’n mouw: naar het
einde van de film toe krijgen we een sequentie op een Russisch
kerkhof in de sneeuw dat er zeer aardig uitziet. Maar het blijft
een lauwe, lamlendige bedoening, die uiteindelijk reddeloos wegzakt
in het moeras van z’n eigen absurditeit. Misschien dat de doelgroep
(jongetjes van twaalf jaar of minder) er wel wat in zullen zien,
maar ik zat me steeds af te vragen welke mooie dingen er misschien
in de aanpalende zaal van de multiplex te zien waren.
http://www.sonypictures.com/homevideo/hellboy/