Nauwelijks twee jaar nadat Richard Attenborough de eerste
mainstreamfilm maakte over Apartheid met ‘Cry Freedom’, volgde deze verfilming van de
roman van André Brink uit 1979. Eén van de interessante aspecten
van ‘A Dry White Season’, is hoe er thematisch wordt voortgebouwd
op de inhoud van die eerdere film – waar ‘Cry Freedom’ zeker in z’n eerste helft voor
een ietwat intellectualistische, politieke aanpak koos, gaat
regisseur Euzhan Palcy eerder voor de emoties en voor ons
instinctief, menselijk besef dat rassendiscriminatie per definitie
verkeerd is. De beide films beogen hetzelfde resultaat, maar werken
met andere methodes.
De plot draait rond Ben Du Toit (Donald Sutherland), een leraar
geschiedenis aan een school in Zuid-Afrika, circa 1976. Ben is een
goedbedoelend man, die een leven van privilège leidt waar hij zich
verder geen vragen bij stelt, maar die wel z’n tuinman Gordon
regelmatig wat geld toestopt om te zorgen voor de opleiding van
diens zoon, Jonathan. Na een protestmars in Soweto wordt Jonathan
aangehouden door de politie en tegen de tijd dat Ben informatie kan
inwinnen over zijn toestand, blijkt de jongen gestorven te zijn.
Aanvankelijk reageert Ben zoals elke andere blanke in zijn situatie
dat zou doen: het is vreselijk nieuws, uiteraard, maar er valt
niets aan te doen. Gordon, echter, besluit het fijne van de zaak te
achterhalen – hij gaat in de eerste plaats op zoek naar het lichaam
van zijn zoon, en verder is hij vastbesloten om te weten te komen
wie verantwoordelijk was voor zijn dood en hoe. Het duurt niet lang
voor ook Gordon de gevangenis invliegt – enkele dagen later krijgt
zijn vrouw het bericht dat ook hij overleden is. Hij heeft zich
opgehangen, en terwijl hij dat deed, heeft hij volgens het verslag
van een lijkschouwing, blijkbaar enkele ribben, z’n kaak en z’n
neus gebroken, een oog uit z’n kas gemept, is hij enkele tanden
kwijtgespeeld en heeft hij zichzelf zware brandwonden bezorgd op
z’n genitaliën.
Ben kan z’n ogen niet meer sluiten voor de realiteit, en tijdens
zijn zoektocht naar gerechtigheid voor Gordons dood, ontdekt hij
een Zuid-Afrika waarvan hij het bestaan nooit eerder had
vermoed.
Veel meer dan ‘Cry Freedom’, heeft
‘A Dry White Season’ uitgebreide aandacht voor de fysieke gruwels
van de Apartheid – we krijgen een aantal ruwe scènes van
folterpraktijken en veelbetekenende shots van zwarte ruggen,
getekend door een druk patroon van zweepslagen. Jürgen Prochnow
heeft een bijrol als sadistische agent van de “Speciale Eenheid”,
Stolz, die zich erin specialiseert stoïcijns voor zich uit te
staren met een ijskoude blik, terwijl hij willens en wetens de
levens van anderen letterlijk of figuurlijk ruïneert. Je kunt haast
niet anders dan jezelf afvragen wat er schuilgaat achter die ogen –
uiteindelijk gaat het toch over een méns, of niet? Eén van de
zwaktes van het script is dat we er nooit helemaal achterkomen wat
Stolz drijft – zijn rol blijft grotendeels beperkt tot die van
obligatoire booswicht die simpelweg geen greintje menselijkheid in
zich heeft – maar hier en daar weet Prochnow toch een paar
subtiliteiten in z’n vertolking te leggen. Tijdens z’n eerste
ontmoeting met Ben, vraagt hij aan hem een handtekening voor z’n
zoontje (Ben was schijnbaar vroeger ooit een aanzienlijk
voetbalspeler). En tijdens een proces waarin het politie-apparaat
wordt beschuldigd van de dood van Gordon, kan hij schijnbaar niet
kijken naar de foto’s van het dode lichaam van de man die hij zelf
heeft vermoord. ‘Schaamt u zich te zeer om ernaar te kijken?,’
vraagt de advocaat hem.
Het werd de film vaak verweten dat we een blanke held krijgen – in
zekere zin zou het natuurlijk veel politiek correcter zijn om
eindelijk eens een film over Apartheid te maken, gezien vanuit het
standpunt van de zwarten zelf. (Morgan Freeman ondernam enkele
jaren later een poging met ‘Bopha’.) Maar door van ‘A Dry White
Season’ het verhaal van de emotionele veranderingen in het leven
van een blank personage te maken, krijg je wel een film (en in de
eerste plaats een roman), die heel wat toegankelijker is voor een
blank publiek. Toen Brink z’n roman schreef, was Apartheid nog
volop bezig – hij wilde een wereldpubliek bereiken met een verhaal
over het onrecht dat een zwarte populatie werd aangedaan. Om dat
tastbaar te maken, had hij allicht een blanke held nódig, om aan de
vooroordelen van z’n eigen publiek voorbij te kunnen gaan. Palcy
schetst de veranderingen in het karakter en leven van Ben Du Toit
in ieder geval vrij geloofwaardig – in tegenstelling tot het gezin
van Kevin Kline in ‘Cry Freedom’,
krijgen we hier geen hechte familie die samenspant om iets te
bereiken. Bens vrouw, Susan (Janet Suzman), wil haar oude leventje
gewoon verderleiden, in een gelukzalige onwetendheid en begint haar
man na een tijdje echt te haten om wat hij doet. Ook zijn dochter
keert zich tegen hem – de enigen van wie Ben enige steun kan
verwachten, zijn z’n zoontje, die bevriend was met Jonathan en nog
jong genoeg is om niet beter te weten dan dat iedereen hetzelfde
is, en een advocate, Melanie Bruwer (Susan Sarandon), die al
jarenlang dezelfde strijd uitvecht. Overigens heeft Marlon Brando
een bijrolletje als cynische advocaat, die de zaak van Ben tegen de
staat op zich neemt, hoewel hij weet dat het zinloos is. Brando had
op het moment van filmen al een decennium lang geen filmset meer
gezien, en zijn verschijning hier is soms ronduit angstaanjagend –
de man is zo corpulent dat hij zowat z’n hele rol zittend moet
spelen. Wanneer hij dan toch een paar stappen zet, ziet hij er
buiten adem uit.
Donald Sutherland is het anker van de film, een understated
aanwezigheid van steeds verder geschokte menselijkheid – zijn
evolutie van een schouderophalend “wat we kunnen we eraan doen?”
wanneer Jonathan sterft, naar een activisme van het soort dat hem
z’n job, z’n reputatie en uiteindelijk misschien z’n leven kost,
wordt zeer minimalistisch maar effectief uitgedrukt in de simpele
manier waarop z’n ogen steeds droeveriger gaan staan, z’n gezicht
steeds vermoeider gaat lijken.
‘A Dry White Season’ is geen meesterwerk, daarvoor resoneert de
film te weinig, is hij uiteindelijk te weinig memorabel, maar het
is een goed in elkaar gestoken, emotioneel werk over een belangrijk
onderwerp, met over het algemeen goede acteerprestaties. De moeite,
enfin.