Het is zomer. Mocht je het nog nog niet gemerkt hebben aan het
weer, dan kan je het zeker afleiden uit de prenten met Affleck en
Lopez die de zalen vullen. Of aan het feit dat Kevin Smith het weer
nodig vindt om een komedie op ons los te laten.
‘Jersey Girl’ is een combinatie van al deze factoren: Smith
regisseert, voeg alleen Liv Tyler nog toe aan het lijstje acteurs,
en u snapt het plaatje. Nu, als geen van hen een tweede in de zalen
brengt, is dat een goede zaak, want dat betekent dat u met één film
te ontwijken weer een jaar gerust bent.
Het verhaal, indien je het zo wilt noemen, is er één dat al zo vaak
verteld is, dat ik niet snap dat er nog geen verbod is op gekomen
of dat iemand nog überhaupt zo’n prent wil zien.
Affleck speelt Ollie Trinke, een succesvol publicist. Hij houdt van
zijn leven, maar nog meer van zijn vrouw, Gertie (Lopez). De
rozenschijn en manengeur blijven duren, want ja hoor, Gertie raakt
in blijde verwachting. Maar dan slaat het noodlot toe: Gertie
overlijdt tijdens de bevalling en Ollie komt er alleen voor te
staan. Hij verliest zijn job, en jaren later krijgt hij de kans de
draad weer op te nemen. De verschrikkelijke keuze volgt, kiest hij
voor zijn oude leven of voor zijn nieuw gewonnen geluk?
Als er ooit al magie was tussen Affleck en Lopez, dan is die
voltooid verleden tijd. Nog een geluk dus dat La Lopez slecht korte
tijd op het scherm rondhuppelt. Waarom ze deze rol aanvaard heeft,
is me een raadsel, en waarom Smith haar in de eerste plaats gecast
heeft, zo mogelijk nog meer. Ze brengt de film helemaal niets bij –
ook al omdat haar rol door Smith net niet tot een cameo werd
herleid ten tijden van de “Bennifer”-historie – en het casten van
de zelfverklaarde diva om publicitaire redenen houdt ook al geen
steek, gezien de reeks flops die ze de laatste jaren
aaneenreeg.
Affleck lijkt met zijn rol een stereotype over hem te bevestigen,
namelijk een gebrek aan grijze massa. Zijn personage begaat de fout
door, aan de vooravond van de lancering van ‘Independence Day’,
publiek te verkondigen dat Will Smith nooit een succesvol acteur
zal worden. Mij komt het alleszins ongeloofwaardig over: het
kleinste kind kon al een vermoeden dat Smith een blijver was.
Bevestiging twee: Affleck is draaglijk als hij zichzelf kan spelen:
een onuitstaanbaar egoïstisch ventje (cfr. Changing Lanes) . Meer emotionele momenten
lijken vooralsnog niet aan hem besteed. Daarvoor mist hij
geloofwaardigheid, in dit geval om een liefhebbend vader neer te
zetten. Getuige daarvan is de huilscène aan het kinderbed, waarin
het vocht uit Afflecks ogen de vergelijking met de bewuste
glycerine-traan in ‘Deadly Weapons’ moeiteloos kan doorstaan.
Liv Tyler lijkt me dan weer plezier te beleven aan haar rol van
assertieve videotheekbediende. Haar personage is dan ook veruit het
grappigste van de hele film. Ze speelt zonder complexen en is zowat
het enige lichtpuntje dat er in deze film te bespeuren valt.
Kevin Smith grijpt terug naar zijn bekende recept, maar eerlijk is
eerlijk¸er is wat vooruitgang merkbaar. Slechts een zeer kleine,
maar Rome is ook niet op één dag gebouwd.
Waar nog steeds geen verandering in is gekomen, is de sterrenparade
die hij laat opdraven. Jason Biggs mag even passeren als assistent
van Ollie, Mat Damon en Jason Lee krijgen een volledige minuut
in the spotlight. En Will Smith komt even ongegeneerd
reclame maken voor zijn nieuwste prent I, Robot. U merkt het al: iedereen die Smith
ooit al tegen het lijf is gelopen, krijgt schermtijd.
‘Jersey Girl’ is Smiths poging om – na “lachvoer” als ‘Dogma’ en
‘Jay and Silent Bob Strike Back’ – een wat serieuzere prent af te
leveren. En inderdaad, met dit gegeven zou dat ook mogelijk zijn
geweest, ware het niet dat Smith nog steeds meer schrijver dan
regisseur is. Het verhaal is te voorspelbaar, te gladgestreken om
een blijvende indruk te maken. Als het nog zoeter zou geweest zijn,
zou de pellicule gegarandeerd zijn vastgelopen. Wat deze film nodig
had, was een gedreven regisseur, iemand die nu eens niet de voor de
hand liggende keuzes zou maken. Maar helaas, in zijn vorige
projecten had hij nog een soort van constante, compleet geschifte
dialogen bijvoorbeeld, zo absurd dat je ze dadelijk herkende als
het werk van Smith. Die van de pot gerukte elementen zijn er nu
niet, met als resultaat dat minstens een dozijn andere middelmatige
regisseurs dit hadden kunnen afleveren. Het lijkt er zelfs bijna op
dat Smith er bewust voor gekozen heeft zijn stempel niet op het
geheel te drukken, alsof hij op voorhand wist dat er een flop zat
aan te komen, en dat hij er niet op wou aangekeken worden.
Het minste wat je van ‘Jersey Girl’ kan zeggen, is dat het een
typische zomerfilm is: middelmatig scenario, middelmatige regie en
middelmatig geacteerd. Elk jaar duiken ze op, elk jaar worden ze op
een zeldzame uitzondering na afgemaakt, maar uitgeroeid krijgt men
ze niet. Het bestaansrecht van dit soort films is enkel en alleen
het feit dat een bepaald soort sterren geld moet verdienen om hun
levensstijl te onderhouden, want ik kan me niet inbeelden dat hier
iemand écht op zit te wachten.