U kent Talk Talk waarschijnlijk van de ettelijke eighties-compilaties waar "Such A Shame" op figureert. Of van die schabouwelijke cover van "It’s My Life" door No Doubt. U zou ze echter moeten kennen van hun prachtige plaat Spirit Of Eden, waarmee ze de eerste kiemen legden voor wat later postrock zou gaan heten. Dit is het verhaal van de groep die een radicale Kid A deed toen "Radiohead" nog slechts een nummer van Talking Heads was.
Talk Talk leek in het begin van de jaren tachtig nochtans gewoon één van de vele New Romantic-bandjes die in het zog van Duran Duran de Britse hitparade bevolkten: groepjes voor wie het beeld bijna even belangrijk was als de synthesizermuziek waar het om draaide. En dus mocht ook Talk Talk tot afgrijzen van zanger-gitarist Mark Hollis eerst langs bij de EMI-stylist voor ze de opnamestudio in konden.
Met singles als "Talk Talk" en "Such A Shame" bouwde Talk Talk zich een reputatie op als synthgroepje. Tegen het verschijnen van de tweede plaat It’s My Life was de groep echter al van samenstelling veranderd en na het vertrek van toetsenist Simon Brenner vervoegde Tim Friese-Greene de groep. Hoewel hij al heel snel dé songschrijfpartner van Hollis werd, verkoos hij toch geen lid te worden van de groep maar nam hij eerder de rol van producer in.
Al op de derde plaat The Colour Of Spring werd Friese-Greene’s invloed duidelijk met nummers die sporen droegen van free-jazz. Ook de synthesizers waren bij het groot huisvuil gezet en vervangen door een Hammond-orgel Het album werd een hit en Talk Talk stond plots op de rand van de grote doorbraak. Na een grote wereldtournee trok de groep zich terug in isolatie en begon te werken aan een opvolger.
Dankzij het plotse succes kreeg de groep de beschikking over een groter studiobudget en tijdens de opnames van Spirit Of Eden werd daar nog eens vlotjes over gegaan tot een voor die tijd behoorlijk stevige 350.000 pond. Maar liefst veertien maanden sloten Hollis, Friese-Greene, bassist Paul Webb en drummer Lee Harris zich op in een kerk in Wessex en een stoet aan gastmuzikanten (waaronder een nog onbekende Nigel Kennedy op viool) liep de deur plat. De muziek waarmee ze buiten kwamen dreef hun marketeers tot de wanhoop. Niet langer maakte de groep popsongs, Spirit Of Eden telde zes tracks waarin wat weggelaten was bijna belangrijker was dan wat wel gespeeld werd.
Kant één bestond uit drie bewegingen die samen één nummer vormden. "The Rainbow"-"Eden"-"Desire" ging van pure ambient naar gitaaruitbarstingen waar ze jaren later in Montreal en Ijsland alles van leerden. "Desire" ontaardt zelfs in een bijna funky groove maar smelt op het einde toch weer weg in één enkel pianoakkoord.
Op de tweede plaatkant is nog meer geluid ingeruild voor stilte. Hollis’ woorden ontsnappen ternauwernood aan zijn lippen, meer dan een voorzichtige bas of piano begeleiden hem niet. Tot die stem crescendo gaat en een orgeltje wat achtergrond verzorgt. "I Believe" leek zelfs bijna een echt nummer, en niet toevallig werd het door EMI dan ook uit de plaat gelicht om als ’single’ te fungeren. Hollis werd bijna misselijk toen er ook nog een video bij werd gedraaid.
Op Spirit Of Eden botvierde Friese-Greene naar hartelust de invloeden van Erik Satie en John Cage. Tracks werden opgebouwd rond de grillige gitaarimprovisaties van Hollis. Het resultaat is verstilde muziek die gedruppeld komt uit de eeuwigheid. Op Spirit Of Eden leven geen mensen. Voor zoveel vluchtigheid is er geen plaats. Dit is het geluid van eeuwige versteende landschappen of Italiaanse renaissancegebouwen waar het zonlicht binnenvalt.
Viersterrenrecensies werden Talk Talks deel, maar het grote publiek wilde niet mee. Spirit Of Eden werd een commerciële flop. Toen de groep — vrij van contract — voor de opvolger een beroep besloot te doen op Polydor, besloot EMI de gederfde inkomsten goed te maken met de release van de best of Natural History. Het plan lukte: "It’s My Life" en "Such A Shame" werden grotere hits dan bij hun oorspronkelijke release. Tot grote onvrede van de groep overigens: net toen ze Laughing Stock, de al even radicale opvolger van Spirit Of Eden, wilden uitbrengen, werden ze voor de massa terug het synthpopbandje dat ze nooit echt hadden willen zijn. Toen EMI daar nog eens een remix-album bovenop deed was de maat helemaal vol en sleurde Hollis de platenfirma voor de rechter.
Niettemin werd Laughing Stock het laatste wapenfeit van de groep en het duurde tot 1998 vooraleer Hollis met een soloplaat op de proppen kwam. Ondertussen was het muzikale landschap ingrijpend veranderd. Grunge was gekomen en gegaan en postrock rukte ondertussen op. De wereld had leren wennen aan wat tien jaar eerder radicaal leek. Nog drie jaar later zou Sigur Ros Agaetis Byrjun op de wereld loslaten, een plaat die meer dan een beetje door Spirit Of Eden is getekend. Datzelfde jaar speelden de IJslanders het voorprogramma van Radiohead op de Kid A-tour, net toen die groep een even radicale koerswijziging als Talk Talk destijds had doorgevoerd. Ditmaal volgde het publiek echter wel. Beide groepen groeiden uit tot absolute wereldtoppers. De visionaire Hollis was zijn tijd ver vooruit geweest.