Normaal sluizen wij alles wat nogal vreemd en enigszins hip is, regelrecht door naar onze jongste chef, die een beetje vreemd en zéér hip is. Naar het schijnt missen wij zo zeer veel geniale shit, en dus wilden we ook wel eens iets. Sung Tongs van Animal Collective is zo’n weird, pijnlijk hip en — vooruit — geniaal plaatje.
Nacht. Na urenlang op een stuk wrakhout te hebben rondgedobberd, spoelt onze schipbreukeling aan op een verlaten eiland. Aan de rand van het strand begint een ondoordringbare jungle. Onze held krabbelt recht en staart naar de groene muur voor hem. Ergens ver weg tussen de takken en de bladeren ontwaart hij een vaag lichtschijnsel. Voorzichtig loopt hij op de rand van het woud af.
Takken uiteenduwend, gevaarlijk sissende slangen ontwijkend, komt de man dichter en dichter bij het schijnsel. Plots hoort hij een vaag gezang opdoemen uit dezelfde richting. Onze held zet door om even later achter een woudreus schuil te houden. Wat hij voor zijn ogen ziet, is niet te geloven: rond een vuur op een open plek in het groen voeren twee inboorlingen bizarre rituelen uit op de tonen van de meest vreemde muziek.
Onze schipbreukeling slaat het tafereel even gade en besluit dat de inboorlingen er niet gevaarlijk uit zien. Behoedzaam maakt hij zich uit de schaduw los. Een takje kraakt. De inboorlingen schrikken op, wanneer onze held uit het lommer tevoorschijn komt…..
Bref — want er moet nog een plaat besproken worden en dit sfeergeschets neemt al de helft van de toebemeten ruimte in: onze inboorlingen blijken Panda Bear en Avey Tare te heten en vormen samen Animal Collective dat met Sung Tongs een nieuwe plaat op de markt heeft gesmeten.
Met louter akoestische gitaar, wat zeldzame percussie en elektronica, creëren Bear en Tare hier een soort folk-from-outer-space dat bij ons bovenstaande hallucinaties oproept. Blame het aan een overdosis jommekesstrips lang geleden, maar wij moesten aan onbewoonde Caribische eilanden en Willem Dafoe denken.
Verzot zijn we alvast op het openingsduo "Leaf House" (prachtig psychedelisch ontplooiende stemmen) en "Who Could Win A Rabit" (dé kampvuursong voor aliens van de planeet Qzorgg). Daarna lijkt de stereo te worden ingenomen door een onontdekte stam uit de Andes: akoestische gitaren, samenzang, handgeklap,… het komt allemaal samen in de potpourri van Animal Collective.
"Kids On Holiday" heeft ook weer zo’n hypnotiserend tribaal ritme en we verzinnen er zo beelden bij van losgeslagen indianen die zich in trance dansen. "Visiting Friends" is met zijn twaalf minuten wat van het goeie teveel wegens niet boeiend genoeg, maar helemaal freakish wordt het in "We Tigers" waarvan het "one of us" flashbacks naar Tod Brownings cultfilm Freaks oproept.
Sung Tongs is best een weird plaatje, maar wat het boven het vreemd-om-het-vreemd-zijn uit tilt is dat Panda Bear en Avey Tare nauwelijks hun zin voor melodie uit het oog verliezen. Zeker in de sterke eerste nummers slaagt Animal Collective er in om een bevreemdend maar aanstekelijk soort folkmuziek (de Professor Klisjee in ons wilde daar bijna nog "voor de éénentwintigste eeuw" aan toevoegen, maar de delete-toets was hem te snel af) te bedenken. Hier zitten rare hersenkronkels achter, maar het resultaat is behoorlijk geniaal én aanstekelijk.