Vorige update kregen we van op het emofront This Beautiful Mess in handen, deze keer waren het de Great Lake Swimmers die we in de postbus vonden. Ondertekende is dan ook niet voor niets benoemd tot chef Emorammel. Neem er gerust een zakdoek of — liever nog — de gitaar bij, voor dit fragiele schijfje vol intimistische kampvuurnummertjes.
Je zou erbij gaan zuchten. De klasse emopop is inmiddels zo overbevolkt, dat ze schijnbaar niet veel meer kan voortbrengen dan imitaties van imitaties van, jawel, imitaties. Het begon zo ongeveer bij Elliott Smith en Bonnie ’Prince’ Billy, en daar hield het niet bij op. Laten we toegeven dat het ons op de duur niets meer doet, dat de nieuwste schijfjes vaak ’niet slecht’ zijn of ’best wel te pruimen’ maar — en dat vooral — zonder veel meer.
Voor zijn debuut trok Tony Dekker zich terug in een silo van een verlaten boerderij in Californië vlakbij zijn geboorteplaats. Hij deed er enkele maanden over om tien nummertjes bijeen te scharrelen, die de charme hebben van een aftandse cowboy met liefdesverdriet. Zo cliché als het groot is, zo melig en ondoorleefd wordt het voorgeschoteld door Decker: de songs drijven op weeë gitaartjes, een vermoeide stemtextuur en verder niets.
Afgezien van hopen tristesse, hebben de songs bijzonder weinig om het lijf. Geen bergen of dalen, enkel steeds hetzelfde slome ritme, dezelfde slome stem en dezelfde slome gitaartjes. Eenvoud kàn flatteren, dat zal niet tegengesproken worden, maar iets teveel van het goede kan ferm gaan vervelen op de duur. Tot onze grote spijt moeten we meedelen, dat dat laatste het geval was bij de Great Lake Swimmers. Het sfeertje doet sterk denken aan dat van Mark Kozelek — en vooral diens soloproject Sun Kil Moon, zij het een lauw aftreksel ervan.
De nummertjes kunnen alle zo min of meer over dezelfde kam geschoren worden, en dan kunnen we concluderen dat elke zweem originaliteit ontbreekt. Hoe intimistisch ook, raken doet het niet. Dit schijfje is vooral de perfecte soundtrack voor het slapengaan. Als achtergrondmuziek zal het allerminst storen, evenmin zal het doordringen in je oor, en algauw zal je liggen soezen, met een fijne glimlach om de lippen — wijt het aan die zeemzoete nostalgie.