Ik weet nog dat toen ik in 1993 naar ‘Schindler’s List’ ging kijken, er iets heel vreemds gebeurde: in de hele, volle bioscoopzaal ging drie uur lang niemand naar het toilet. Niemand stond recht, hoewel er geen pauze tussen de film zat. Dat is op zichzelf al enigszins opmerkelijk, maar nog veel vreemder was de sensatie die je overviel toen de lichten weer aangingen, en de zaal gevuld was met een dodelijke stilte. Stilte die alleen werd onderbroken door de themamuziek die over de aftiteling speelde. Zeker twee volle minuten lang – en twee minuten is lang – bleef iedereen gewoon zitten. Niemand stond recht, niemand deed z’n jas aan, niemand begon commentaar te geven tegen z’n gezelschap. Iedereen zat daar maar. Je kon een speld horen vallen.
Dat soort van indruk maakte deze film in 1993, en dat soort van indruk maakte hij op mij nog steeds toen ik hem onlangs terugzag (de dvd is sinds april uit bij Universal). De kracht van Spielbergs visuele poëzie en zijn naakte eerlijkheid tegenover het onderwerp blijven even ontzagwekkend.
Het waargebeurde verhaal draait rond Oskar Schindler, een Duitse industrieel en playboy, die in het Poolse Krakow aan het begin van de oorlog een emaillewarenfabriek opzet. Rijke joden financieren het bedrijf zonder enige hoop ooit iets in ruil voor hun investering te zien, de overige joden van het getto komen er slavenarbeid verrichten en Schindler leeft er goed van. De echte held van het eerste deel van de film is zijn boekhouder Ithzak Stern, die zoveel mogelijk mensen aan een baan tracht te helpen omwille van de extra veiligheid die dit biedt tegen de Duitsers.
Maar dan vindt er een verandering plaats. Het getto van Krakow wordt opgeruimd door de half waanzinnige commandant Amon Goeth. De joden worden overgebracht naar een nabijgelegen concentratiekamp, en wanneer ze later naar Auschwitz gestuurd zullen worden, stelt Schindler zijn beruchte lijst op van 1100 joden wiens leven hij koopt.
Liam Neeson, voordien niet echt een bekende naam in de filmwereld, weet met zijn massief Iers lichaam een perfecte mengeling van zelfverzekerde arrogantie en diepgewortelde menselijkheid over te brengen. We zien hem in gesprek met Amon Goeth, sigaret tussen de vingers, zijn blik strak voor zich uit gericht, zijn stem een diepe bas die uit zijn borst rolt en we geloven dat dit een man is die op een haast geniale manier van mensen kan profiteren, die zich geliefd kan maken bij de mensen die hij misbruikt, en toch geen slecht mens is.
Neeson en Spielberg laten het mysterie van Schindler in leven – het is niet met zekerheid te zeggen waar zijn plotse verandering van oorlogsprofiteur naar reddende engel vandaan kwam. De suggestie die in de film wordt geleverd, is dat Schindler de opruiming van het getto zag en dat daar de fundamenten van zijn verandering gelegd werden. Die opruiming is trouwens één van de meest indrukwekkende scènes in de film – gefilmd op een haast documentaire-achtige manier, de camera op de schouder, wordt het niet in te tomen geweld op een genadeloos realistische manier in beeld gebracht. Het is hier dat je kunt zien waar Spielberg zijn oefening vandaan haalde voor de landingsscène in ‘Saving Private Ryan’. Deze scènes bevatten dezelfde intensiteit, dezelfde documentaire urgentie.
Tenmidde van de chaos van de slachting in Krakow, ziet Schindler samen met de kijker een meisje in een rode jas over de straten lopen. Ze trekt onze aandacht als enige kleureffect in een zwart-wit beeld, en net als Schindler onthouden we haar. Wanneer we haar een uur verderop in de film opnieuw zien, ditmaal dood, op een kar vol graatmagere lijken, wordt er geen drama rond gemaakt. Het punt wordt niet versterkt met een oprisping van dramatische muziek. Maar we merken het wel op, net als Schindler. En het is wellicht daar dat de definitieve verandering in zijn karakter plaatsgrijpt.
Ook de andere acteurs leveren schitterend werk af – Ralph Fiennes brak door in Amerika met zijn rol als Amon Goeth, een personage dat zeer gemakkelijk had kunnen verglijden in het cliché van de onmenselijke nazi. Maar Fiennes maakt er iets anders van. De wreedheid en de waanzin van Goeth komen juist uit zijn menselijkheid – we zien hem zich laveloos zuipen, we zien hem één van zijn vriendinnetjes pesten, we zien hoe hij bij zijn intrede in “zijn” concentratiekamp klaagt dat zijn villa te klein is (“dat is geen villa, dat is een huis”) en vooral zien we hoe hij zich aangetrokken voelt tot zijn joodse huishoudster. Goeth is volgens de interpretatie van Fiennes een groot kind dat zich niet thuisvoelt in zijn omgeving of in zijn eigen lichaam en daardoor in het soort van gekte wegglijdt dat hem ertoe aanzet gevangen joden vanop het balkon van zijn villa neer te schieten.
En dan hebben we nog Ben Kingsley als Ithzak Stern, het geweten van Schindler, allicht de moedigste man in het hele verhaal. Kingsley speelt hier een zeer ingetogen rol van blikken, gebaren en korte woorden. En hij is volkomen overtuigend.
Maar de echte ster van de show is natuurlijk Spielberg, een man die niemand serieus wilde nemen als regisseur van ernstige drama’s en hiermee vriend en vijand verraste. Om de authenticiteit van de film zo hoog mogelijk te houden, werd hij in het zwart-wit gedraaid, en dan nog met zo weinig mogelijk technieken van na de oorlog. De resolutie die modere lenzen bieden zorgen er echter voor dat de film toch een afgeborstelde look heeft die geen enkele film van de periode ooit zou kunnen hebben. Niet dat dat er echt veel toe doet – cameravoering en mise-en-scène zijn uitstekend. Let op dat shot tijdens de opruiming van het getto, wanneer de camera 360 graden draait terwijl hij van onderaf een beeld geeft van een binnenpleintje. Koffers en andere bezittingen worden over de reling gesmeten, de bewoners van de krotten worden de trappen af gejaagd. Zelfs los van de emotionele connotaties is dat een prachtig shot.
Spielberg heeft duidelijk risico’s genomen in de constructie van z’n film: om een emotionele reactie los te weken van z’n publiek zonder in meligheid te vervallen, neemt hij z’n toevlucht tot gewaagde technieken. Het meisje met de rode jas, bijvoorbeeld, en ook een scène in de kelder van Goeth, waarin Schindler met Helen Hirsch, Goeth’s huishoudster, praat. Deze scène had zo uit een documentaire kunnen komen: Hirsch zit op een stoel en doet haar verhaal. Schindler luistert. Wanneer ze klaar is, buigt hij zich naar haar toe en kust haar teder op het voorhoofd. De playboy heeft een lange weg afgelegd.
Schindler’s List zit vol met beelden die je nog lang zullen bijblijven: er wordt een soortement motief gemaakt van mensen die in het hoofd worden geschoten. We zien een kind in een toilet kruipen om zich te verbergen. Er zitten al drie kinderen in de excrementen. We zien hoe witte vlokken die geen sneeuw zijn uit de lucht komen gevallen. Het zijn de assen van opgegraven en verbrande lijken die door de wind over de stad verspreid worden.
Er werd hier en daar commentaar gegeven op het feit dat Spielberg juist één van de weinige verhalen koos die goed afliepen om zijn holocaustfilm te maken. Dat er in plaats van gas, water uit de douchekoppen komt en dat het einde te melig is. Over dat laatste valt te discussiëren: in werkelijkheid is Schindler als een dief in de nacht gevlucht om niet door de Russen als partijlid gevangen genomen te worden. In de film barst hij eerst in tranen uit omdat hij niet méér mensen heeft gered. Het is natuurlijk duidelijk dat Spielberg die scène wilde omdat hij een emotionele pay-off wilde. De vraag is of dat einde geoorloofd is. En dat is naar mijn mening wel het geval: je moet iets hebben om de film af te sluiten, een spoorloze verdwijning is simpelweg niet genoeg om je publiek na drie uur naar huis te sturen. Waren er betere keuzes mogelijk? Wellicht. Is deze keuze geldig? Absoluut.
En dan wat die kritiek op Spielberg’s optimisme betreft… Tja, kijk, hoeveel zinvoller zou het zijn geweest om een verhaal te vertellen waarin iedereen werd afgemaakt? Het is Spielberg hier niet alleen te doen om een geschiedenisles, maar ook om een morele fabel: hij wil als jood de hoop uitdrukken dat het volk waarvan hij deel uitmaakt een toekomst heeft die er beter uitziet dan het verschrikkelijke verleden. En als mens wil hij gewoon heel graag geloven in de fundamentele goedheid van de mens.
Aan het einde, in één van de beste vondsten van de film (hoewel ook weer zwaar bediscussiëerd), zien we de Schindlerjoden vanuit de duisternis van de lange nacht het daglicht instappen. Een enorme keten mensen die waarschijnlijk niet meer zouden leven zonder het fatsoen van één man, loopt van zwart-wit naar kleur, van verleden naar heden, onder de onvergetelijke tonen van een joods lied.
‘Schindler’s List’ is één van de grote films, een onvervalst meesterwerk zowel op technisch als inhoudelijk/emotioneel gebied. Een ervaring om drie dagen stil van te blijven.