In heel het sluierdebat hebben we de stem van één betrokkene nog niet gehoord: die van de sluiers zelf. Goed dus dat The Veils met The Runaway Found net hun debuutplaat binnensmeten: wij waren één en al luisterend oor en hadden veel begrip voor hun standpunt.
Op een moment dat het één en al garagerock is wat de klok slaat, komen vier jonge kereltjes vol vertrouwen het spotlicht ingestapt met iets dat herinneringen oproept aan die dolle dagen tien jaar geleden, toen Britpop heerste over de ether en Britannia plots cool was. U weet wel: die ver verleden tijden dat zelfs Tony Blair nog een goed idee leek.
We willen maar zeggen: The Veils hebben in theorie evenveel kans om het op dit moment te maken als u en ik om een date met Heather Nova te versieren. Maar dat is dan wel buiten dit erg sterke debuut gerekend. Op The Runaway Found paren de gesluierde heren ongegeneerd het geluid van Suede aan dat van The Bluetones en ze hebben zelfs het lef het geheel regelmatig af te zomen met een zeurderig Strokes-gitaartje.
Als kritische lezer wilt u daar natuurlijk bewijzen van en u krijgt ze met prijsbeest "The Tide That Left And Never Came Back" waarin al deze elementen nadrukkelijk aanwezig zijn: na een intro die van folk naadloos overschakelt naar glam croont Finn Andrews onweerstaanbaar "I’m sick of the city/that burns in my side", waarna die croon een galm opzet en een ass-kicker van een refrein wordt ingezet. Op dat moment lijken The Veils gewoon een update te hebben gemaakt van Suede’s tien jaar oude debuut en ook elders is die groep niet weg te denken als referentie: zowel in "The Valley Of New Orleans" als in afsluiter "The Nowhere Man" horen we echos van Suede’s meest plechtstatige momenten (de laatste nummers van Dog Man Star, that is).
Bij The Veils mag het bij momenten echter ook wat rauwer, wat tot uiting komt op het felle "More Heat Than Light", dat in zijn ruwe minimalisme al eens aan de kont van Madrugada heeft gesnuffeld. Maar daar staat dan weer de pop van "Guiding Light" of het drama "Lavinia" tegenover.
Minder pose dan The Strokes, minder verwijfd dan Suede, minder provinciaal dan The Bluetones,… En dan moet u weten dat The Veils nog zoveel méér zijn dan de som van deze — zoals steeds — manklopende vergelijkingen. Dit heet grote klasse, deze groep een grote belofte. Er zijn de schoonheidsfoutjes die eigen zijn aan een debuut (ter hoogte van "Talk Down the Girl" glijdt onze aandacht al eens weg), maar de belofte die deze plaat in zich houdt kan niet genegeerd worden.
The Veils zijn een wissel op de toekomst nu heel die harde-gitaren-hype niet méér blijkt op te leveren dan The Darkness’ slechtste grap ooit: de revival van de hairmetal. Of moet u misschien nièt denken aan The Scorpions als u "The First Day Of My Life" van The Rasmus hoort?
De jaren tachtig zijn definitief terug, maar laat ons nog even doen alsof we het niet gemerkt hebben.