Filmwebsite imdb wist me te melden, dat voor John Hurts make-up in deze film, de ploeg gebruik maakte van originele afgietsels die werden gemaakt van het lichaam van de echte “elephant man”. John Merrick, hevig misvormde buitenstaander en sociale verschoppeling die het schopte tot symbool voor de Victoriaanse samenleving, komt uit deze film dus waarschijnlijk ongeveer naar voren zoals hij er echt uit heeft gezien. Een mens zou het z’n ergste vijand nog niet toewensen. We ontmoeten Merrick als een freak in een kermisattractie, afzichtelijke gezwellen over heel zijn lichaam, met misvormde ledematen en een gezicht dat nauwelijks als dusdanig herkend kan worden. Maar tegen het einde van de film zit er niemand meer in het publiek die hem nog een freak vindt.
David Lynch was een onwaarschijnlijke keuze om dit diep menselijk verhaal te verfilmen, maar de persoon die hem uitkoos, Mel Brooks, is dat al evenmin. Via zijn productiemaatschappij, Brooksfilms, had de komediemaker de rechten verworven op de memoires van dokter Frederick Treves, de arts die John Merrick verzorgde. Nadat Brooks Lynch’ arthouse-film ‘Eraserhead’ had gezien, besloot hij de jonge, excentrieke filmmaker onder de arm te nemen om ‘The Elephant Man’ te regisseren. Op het eerste zicht leek het klassieke, lineaire verhaal van Treves en Merrick niet echt iets voor de persoon die een surrealistische, vaak absurde wereld van gedrochten en waanzin tot leven had geroepen in zijn vorige film, maar soms kunnen niet voor de hand liggende partnerships tot onverhoopte resultaten leiden.
‘The Elephant Man’ is en blijft een buitenbeentje in het oeuvre van Lynch, in de zin dat dit één van de slechts twee films is (de andere is ‘The Straight Story’), die duidelijk bestemd zijn voor een groter publiek, die toegankelijk zijn voor een doorsnee filmkijker die zich niet thuisvoelt in de gewoonlijke, bizarre wereld van de regisseur. Er is een “gewoon” verhaal, met “gewone” personages en een traditionele emotionele pay-off op het einde. Maar dat oppervlakkig conformisme wilt nog niet zeggen dat dit niet op en top een Lynchfilm is.
De hele carrière van Lynch heeft zich in essentie gebaseerd op afwijkingen en misvormingen. Met zijn latere werk concentreerde hij zich voornamelijk op psychologische afwijkingen, waanzin, de relatie tussen dromen en realiteit. Maar toch is er altijd een deel van hem gefascineerd gebleven door fysieke gruwels. In al zijn films zitten wel een paar shots die daarnaar refereren: het door mieren bekropen oor aan het begin van ‘Blue Velvet’, het soms tomeloze geweld in ‘Wild At Heart’, het gebruik van mensen met lichamelijke afwijkingen (verlamden, reuzen, dwergen) in zijn andere films… Met ‘Eraserhead’ en ‘The Elephant Man’ lag de focus echter veel duidelijker op dat lichamelijke, wat zich vaak vertaalde in gore, wansmakelijke beelden, zoals de pus lekkende baby in ‘Eraserhead’.
In ‘The Elephant Man’ wordt de fysieke afwijking van John Merrick eveneens gebruikt als een soortement metafoor voor een psychologisch mankement – maar ditmaal ligt dit mankement in de eerste plaats bij de maatschappij die hem geen enkele waardigheid of steun kan bieden. In die zin wordt er wel degelijk voortgeborduurd op waar Lynch zich eerder mee bezighield, en waar hij later nog op door zou gaan.
Maar het is vooral in de vormgeving van de film dat we de hand van de regisseur herkennen. De film werd in contrastrijk zwart-wit gefilmd – het Londen van ‘The Elephant Man’ is een duistere, koude plek waar het altijd regent. Mist en dampen stijgen op, lange schaduwen vallen over de in elkaar gezakte gebouwen. De decors hadden zo uit een expressionistische film uit de jaren twintig kunnen komen, ze overstijgen de realiteit net een beetje, in die zin dat ze beantwoorden aan de beelden die wij allemaal hebben van dat soort van woningen in die tijd – maar toch op de één of andere manier een beetje overdreven. Lynch weet soms wondermooie shots uit z’n mouw te schudden. Dan zijn het weer statische ensceneringen, waarin we prachtige symmetrische beeldcomposities te zien krijgen, dan is het weer een frenetiek, handgehouden shot van Merrick die wordt lastiggevallen door een bende dronken onverlaten. Andere regisseurs hadden er waarschijnlijk alles aan gedaan om van dit verhaal een zo lelijk mogelijke ervaring te maken – het zou wel logisch zijn, om de stijl aan te passen aan het onderwerp. Maar Lynch niet, hij maakt hier een mooie film over een man die geschiedenis in zal gaan als één van de lelijkste die ooit heeft geleefd. En het werkt.
En ook buiten het visuele, is dit een perfect gestileerde geluidsfilm, één waar je naar zou kunnen luisteren zonder de beelden te bekijken. Het lage gerommel van de machines van de industrialisering klinkt regelmatig als een hartslag op de achtergrond, er zijn lange scènes waarin het enige geluid het moeizame geadem van Merrick is, of zijn zachte gehuil. En het gebruik van muziek tijdens de laatste scène (‘Adagio for strings”, van Samuel Berber, voor wie het zich afvroeg), is ronduit hartverscheurend. Dat is ook weer iets waar Lynch altijd goed in is geweest – het gebruik van vreemde, niet op hun plaats lijkende geluiden om een bepaalde sfeer uit te lokken.
Al het voorgaande is een gegeven – ‘The Elephant Man’ is een intelligente, goed gemaakte film. Maar daarmee ga je volledig voorbij aan het belangrijkste: de emotionele ervaring die Lynch hier weet te creëren. ‘The Elephant Man’ is een film die je volledig uitwringt, die je murw achterlaat, en een groot deel van die kracht schuilt in het feit dat Lynch nergens zijn toevlucht zoekt tot goedkope sentimentele trucjes. De personages worden niet, zoals in bepaalde melodrama’s, plots onvoorstelbaar welbespraakt, om vervolgens los te barsten in een eindeloze monoloog over hun gevoelens. En de plotwendingen zijn in feite vanaf het begin te voorspellen – John Merrick heeft nooit een kans gehad in de Britse maatschappij van die tijd (of van nu, trouwens). Wat had u dan anders verwacht dan het einde dat u krijgt? Die eerlijkheid helpt de film al een eind op weg: we kijken naar echte mensen, verwikkeld in een verhaal dat zich niet plooit naar Hollywoodconventies.
En dan zijn er natuurlijk de acteurs. Anthony Hopkins speelt Frederick Treves, ruim tien jaar voor hij eindelijk definitief zou doorbreken als Hannibal Lecter in ‘The Silence Of The Lambs’, en hij doet dat grotendeels onderkoeld, een man die z’n emoties helemaal onder controle heeft – tot hij ze niet meer onder controle heeft, en wanneer hij dan een uitbarsting heeft, spat er echte kracht van het scherm. John Hurt gaat verborgen onder enorme lagen make-up als Merrick, en acteert bijgevolg opvallend veel met zijn stem – de manier waarop hij uit zijn verdraaide mond het zinnetje “My name is John Merrick” perst, is zielig en wondermooi tegelijk.
En dat geldt ook wel grosso modo voor de hele film – intriest en ronduit prachtig. Durf ik het te zeggen? Ja, allez, vooruit dan maar: een meesterwerk.