De kerstgeest is voorgoed verdwenen uit de wereld – mensen weten
niet meer wat het wil zeggen om samen de positieve, vrolijke
ervaring te delen die kerstmis kan zijn. En de schuld daarvoor ligt
bij films als ‘Elf’, die zo onuitspreekbaar irritant zijn dat je
bijna zou wensen dat ze heel die feestdag zouden afschaffen. Geen
woorden kunnen uitdrukken hoe slecht dit misbaksel wel is – een
paar losse lettergrepen, gestameld vanuit een met schuim omrande
mond, komen dan wel naar boven, maar u moet het nog kunnen volgen
ook.
Will Ferrell, één van die Saturday Night Live-figuren die hier
nooit is doorgebroken, speelt Buddy, een man die als baby per
ongeluk door een elf werd meegenomen uit een weeshuis. Sindsdien
heeft hij als een elf geleefd – veel groter dan zijn vrienden,
werkend in Santa’s workshop (een soort van sweatshop waar de
kerstman zijn slaafjes onbetaalde arbeid laat verrichten). Na een
35-tal jaar komt Buddy erachter dat hij zelf geen elf is, en trekt
hij naar New York om er zijn vader op te zoeken, gespeeld door
James Caan in een definitief carrièrevernielende rol. Pappa is een
(zo zegt de film) harteloze zakenman die kinderboeken uitgeeft maar
niets van de kleine creaturen wil weten, en wanneer Buddy, nog
steeds in volle elfenoutfit van ridicuul groen jasje en gele
maillot, voor zijn neus staat, is het weerzien bepaald niet
hartelijk.
‘Elf’ is een zoeterig kerstsprookje zoals we er al wel een paar
hebben gezien – u wint geen punten als u kunt raden of Caan tegen
het einde ontdekt zal hebben dat zijn gezin belangrijker is dan
zijn werk, en dat de sfeer van kerst eigenlijk alles is dat een
mens nodig heeft in z’n leven. Normaal gezien is dit het soort film
waar je je maar moeilijk druk over kunt maken – bestemd voor
kinderen als het is, is de verleiding groot om er geen al te hoge
eisen aan te stellen en rustig af te wachten tot dit weer het soort
van licht verteerbare spul wordt dat elk jaar rond de feestdagen op
tv wordt uitgezonden. Maar uw kinderen blootstellen aan deze
rommel, staat gelijk aan kindermishandeling. Ouders die dat toch
doen, verdienen het om van hun gebroed gescheiden te worden tot er
afdoende supervisie van het OCMW aan te pas kan komen.
Het helpt niet dat regisseur Jon Favreau (eigenlijk een acteur),
niet weet hoe hij ritme in een film moet leggen, zodat we eigenlijk
anderhalf uur lang naar een aaneenrijging van sketches zitten te
kijken die nauwelijks willen samensmelten tot een natuurlijk
aanvoelende film. Je voelt ‘Elf’ van begin tot eind sputteren in
een wanhopige poging om op gang te komen, maar het lukt nooit. Dat
gebrek aan ritme is fataal voor een komedie, aangezien zowat elke
grap daardoor verkeerd getimed is en dood in het water valt. Neem
bijvoorbeeld een scène waarin Buddy in de postkamer van het kantoor
van z’n vader gaat werken. Hij raakt aan de praat met een werknemer
daar, en merkt dat die man sterke drank in z’n koffie doet. Buddy
denkt dat het over siroop gaat, en bedient zichzelf – cut naar
enkele minuten later, wanneer Buddy natuurlijk stomdronken op een
bankje ligt. Op zichzelf zie je wel waar de grap had moeten zitten,
maar het is zo onhandig gemonteerd dat het onmogelijk wordt om
ermee te lachen. Favreau en z’n monteur Dan Lebenthal hebben de
grap volledig de nek omgewrongen.
Dat alles helpt dus niet, maar de reden waarom ‘Elf’ zo
grensverleggend dégoutant is, is simpelweg Will Ferrell zelf, die
hier het meest irritante creatuur neerzet dat ik in een film gezien
heb sinds… Sinds… Als ik iets of iemand bedenk, laat ik het u
wel weten. Ferrell maakt er een punt van om op elk gegeven moment
zoveel mogelijk decibels te produceren in de hoop dat luider ook
grappiger zal betekenen. Als volwaardig elf reageert hij op alles
met een mateloos enthousiasme (I like to smile! Smiling’s my
favourite!), en dat wil zeggen dat we hem in essentie negentig
minuten lang gierend op en neer zien springen, ondertussen steeds
ergerlijker geluiden voortbrengend. Na twintig minuten zou je
willen dat je het geluid kon afzetten om van die rotherrie af te
zijn. Ik heb nog nooit een film gezien waarin zoveel scènes
eindigden op een luidkeelse schreeuw – letterlijk, mensen met
voldoende moed zouden een volwaardige universitaire studie kunnen
wijden aan de hoeveelheid sequensen die worden afgesloten met een
trommelvliesvernielende gil.
Ferrell dartelt over het scherm en gedraagt zich als een
zodanige zak, dat ik na een tijdje letterlijk manieren begon te
bedenken waarop Buddy een gruwelijke dood zou kunnen sterven. Laat
een aambeeld op hem vallen. Een piano. Laat hem overreden worden
door een pletwals. Laat hij derdegraads brandwonden oplopen in een
huisbrand, waarna hij blind naar buiten strompelt, struikelt en
valt, om vervolgens levend opgevreten te worden door een horde
zwarte ratten met pestbacillen. Eender wat, maar haal hem van mijn
scherm af!
Wat acteurs als James Caan en Mary Steenburgen hier komen doen,
is een volslagen raadsel, maar wat ze hen ook betaald hebben om op
het einde ‘Santa Claus is coming to town’ te staan kwelen: het zal
nooit genoeg zijn. De kans bestaat immers dat ze hierna nooit nog
een job zullen krijgen.
Doorgaans probeer ik m’n negatieve recensies altijd nog een
beetje objectief te houden, maar hier komen er alleen maar heel
simpele slagzinnen in mij naar boven. Zoals: sterf, Will Ferrell,
sterf. Is dat laatste zinnetje goeie journalistiek? Nee. Is het een
intelligente filmanalyse, die serieus genomen kan worden door wie
meer wil weten over een film? Nee. Maar het is wel exact wat ik wil
zeggen, geen woorden ter wereld zouden het ooit beter kunnen
uitdrukken. Sterf, Will Ferrell, sterf.
http://elfmovie.com/