Als voorbereiding op deze recensie, ben ik op het internet gaan zoeken naar de betekenis van de titel. Natuurlijk refereert ‘American Beauty’ naar één van de personages, gespeeld door Mena Suvari, maar dat kon toch niet alles zijn? Daarvoor is de film in kwestie te complex, te genuanceerd in z’n betekenissen. Eén uitleg die ik vond, was dat de American Beauty een bepaald soort roos is, die prachtige kleuren heeft maar absoluut geen geur afgeeft. Het is enkel uiterlijke schoonheid, met niets in de kern. Geen inhoud. Ik weet niet of het klopt of niet, of er werkelijk zo’n bloem bestaat, maar de uitleg bevalt me wel. Ze somt namelijk perfect op waar de film over gaat.
Eén van de meest populaire films van de jaren negentig, was ‘American Beauty’ één van die zeldzame prenten die een gevoelige noot aansloeg bij zowel oudere als jongere publieken, die een universele aantrekkingskracht uitoefende, ook op mensen die niet precies konden vatten waarom die film hen zo persoonlijk trof. Lester Burnham (fantastisch gespeeld door Kevin Spacey), is een uitgebluste redacteur die vastgeroest zit in een vervelend leventje met een zelfzuchtige echtgenote (Annette Bening) en een dochter van wie hij geen flauw idee heeft wat er zich in haar hoofd afspeelt (doorbraakrol van Thora Birch). Wanneer de Burnhams nieuwe buren krijgen, en Lester bovendien de knappe Angela (Mena Suvari) te zien krijgt, een vriendin van zijn dochter, verandert alles. Lester herinnert zich hoe zijn leven vroeger was, vóór de grote routine had toegeslagen, en besluit zijn jeugdigheid terug te eisen. Hij paft jointjes dat het geen aard heeft, begint aan z’n conditie te werken en neemt een andere job. Terwijl zijn gezin uit elkaar valt, krijgt Lester z’n dromen eindelijk opnieuw in focus.
We ontmoeten de Burnhams als elk ander middenklasgezin, waarin alles z’n gewone gangetje lijkt te gaan, en dan doet debuterend regisseur Sam Mendes precies wat de promotielijn belooft: look closer. Laag voor laag wordt de familie ontdaan van alle schijn tot hen zien voor wat en wie ze zijn. Alle personages spelen verschillende rollen, zoeken continu naar manieren waarop ze zichzelf kunnen definiëren. Lester zit vast in z’n rol van kostwinner met een luizige job, zijn vrouw Carolyn probeert een harde zakenvrouw te zijn, maar redt het niet, en z’n dochter Jane overweegt zelfs plastische chirurgie om iemand van zichzelf te maken die ze niet is. En dan, op een bepaald moment, besluit Lester om zichzelf gewoon eens grondig te bekijken, om dichter te kijken, en het bevalt hem niet wat hij ziet. Dus doet hij er iets aan.
En dat is één van de voornaamste redenen waarom zoveel mensen positief reageren op ‘American Beauty’ – wat Lester hier doet, is wat we allemaal wel zouden willen doen. De conventies vrolijk negeren en doen waar we zin in hebben, onze verantwoordelijkheden achter ons laten om opnieuw een soort van schoonheid te vinden in jezelf en de wereld. Ook Jane vindt iemand met wie ze eindelijk zichzelf kan zijn, iemand die haar ziet voor wie ze is, en haar zegt dat ze mooi is. Zelfs Angela, wiens leven één grote leugen is, kan het tenslotte opbrengen om oprecht te zijn. Het loopt pas mis wanneer mensen zich niet over hun publieke imago heen kunnen werken, zoals het geval is voor Carolyn of de ex-militair die naast de deur woont (gespeeld door Chris Cooper).
Voor een filmdebuut is ‘American Beauty’ een adembenemend werk. Het script van Alan Ball bevat een schier oneindig aantal subtiliteiten en kleine momentjes – je hebt natuurlijk de prachtige monoloog van Wes Bentley als zonderlinge buurjongen (“Soms is er zoveel schoonheid in de wereld dat ik het gevoel krijg dat ik het niet meer aankan”). Maar nog meer dan dat is het fantastisch hoe we korte scènes krijgen, zoals Lester die in z’n auto zit mee te zingen met een liedje, zich compleet niet bewust van zichzelf, of de manier waarop Lester op een feestje stoned wordt, terwijl z’n vrouw zich bezat.
Wat dat scenario betreft, is ‘American Beauty’ niet alleen een erg subtiel, complex stukje werk, maar ook enorm grappig. Uitspraken als “could you please pass me the fucking asparagus” zijn bij mij thuis in ieder geval tot het standaard lexicon gaan behoren, evenals “Smile, you’re at Smiley’s!” Momenten die eens zo geestig zijn, omdat ze niet op zichzelf staan als grappen, maar heel natuurlijk voortvloeien uit de plot en de personages. Dit zijn geen karakters in een komedie die alles doen om ons toch maar aan het lachen te maken. Ze zijn gewoon heel geestig in al hun miserie, hoewel ze zich dat zelf niet beseffen.
Regisseur Sam Mendes toont ook een zeer grote visuele beheersing – samen met de ondertussen overleden cinematograaf Conrad L. Hall weet hij een verhaal dat zich afspeelt op een beperkt canvas (voorstedelijk leven), toch een heel eigen look mee te geven. Zo wordt er een motiefje gemaakt waarin Angela geassocieerd wordt met rozenblaadjes, terwijl Carolyn regelmatig met een volgroeide roos wordt gelinkt. De suggestie is dan dat Carolyn is wie Angela zou kunnen worden over een aantal jaar, of dat Lester Angela ziet als een jongere versie van zijn vrouw, zoals ze was voordat ze zich liet corrumperen door hebzucht en oppervlakkigheid.
‘American Beauty’ wordt daarmee een zeer mooie film, in de letterlijke betekenis van het woord – shots zoals dat van Wes Bentley en Thora Birch die door een kale laan lopen wanneer er begrafeniswagens voorbijrijden, of het dansje dat Mena Suvari doet voor Kevin Spacey wanneer hij haar voor het eerst ziet, zijn om van te smullen. En wat nog het beste is: zeker bij een eerste visie vestigen ze de aandacht niet op zichzelf, ze zijn er enkel om het verhaal te ondersteunen.
‘American Beauty’ is één van de beste films van de voorbije vijftien jaar – een rijp, volwassen, intelligent, scherpzinnig en zeer geestige studie van een gezin dat uit elkaar valt, aangevuld met dan toch, ondanks alles, het besef dat de wereld een heel mooie plek kan zijn, als we dat er maar zelf van maken.