Tom Ripley, de anti-held uit de romanreeks van Patricia
Highsmith, werd in 1999 bekend bij het grote publiek via de
verfilming van het eerste boek, ‘The Talented Mr. Ripley’. Anthony
Minghella maakte van die film eerder een personageschets van een
zwaar getroubleerde twintiger met een persoonlijkheidscrisis dan
een klassiek opgebouwde thriller, wat zwaar in zijn voordeel
speelde. Liliana Cavani, ooit regisseuse van het ophefmakende drama
‘The Night Porter’, waagt zich nu aan boek drie, en hoewel we de
hele tijd naar een volstrekt competent in elkaar gestoken
misdaadfilm aan het kijken zijn die strikt genomen weinig met zijn
voorganger te maken heeft, kun je het toch niet helpen regelmatig
te denken hoeveel beter die voorganger wel was.
Ripley wordt nu gespeeld door John Malkovich, en heeft zich na
een leven van zwendel in kunstvervalsingen (wat anders?)
teruggetrokken in Italië, nabij Veneto, in een gerestaureerd
landhuis waar alles zijn verfijnde smaak weerspiegelt. Op een dag
wordt zijn rust echter verstoord wanneer hij bezoek krijgt van een
vroegere partner-in-crime, Reeves (Ray Winstone). De man heeft last
van rivaliserende misdaadbendes in zijn werkgebied, Berlijn, en
vraagt Ripley een tactische moord voor hem te plegen. Ripley heeft
er niet veel zin in, maar besluit een lijstenmaker uit de stad,
waarvan hij weet dat die stervende is aan leukemie, zodanig te
manipuleren dat de brave man de klus zal klaren. Jonathan (Dougray
Scott), de man in kwestie, wordt meegezogen in het psychologische
en morele spel dat Ripley met hem speelt.
Het casten van Malkovich als een stijlvolle moordenaar is
ongetwijfeld een geval van typecasting, maar daarom nog geen
slechte keuze. Malkovich is goed in het spelen van smeerlappen, en
maakt hier van Ripley bovenal een estheet, die meer plezier kan
scheppen in het bekijken van een prachtig schilderij dan in contact
met andere mensen. Aan het begin van de film zien we hem ijskoel
een moord plegen en vervolgens, voor het pand te verlaten, nog even
een beeldje van Icarus bewonderen. Ook de vrouw waarmee hij
samenwoont (wég zijn de homoseksuele neigingen die hij had in
Minghella’s film), lijkt eerder gekozen wegens haar schoonheid en
haar vermogen prachtig piano te spelen dan om haar
persoonlijkheid.
Dat is allemaal goed en wel, maar het kan niet verhinderen dat
centraal aan het personage van Ripley een absolute leegte zit, een
soort van vacuüm. Hij heeft geen geweten, geen moraal, geen enkele
oprechte emotie. En daar gaat de film in de fout, want hoe kan je
ooit meeleven met een personage dat niets heeft om je als publiek
aan vast te klampen? ‘The Talented Mr. Ripley’ toonde ons een man
die bijna tegen wil en dank verstrikt raakte in een web van leugens
en moord. Ripley wilde helemaal niet de crimineel spelen, maar die
rol kreeg hij nu eenmaal op zichzelf geschoven, en hij werd
bestraft op het einde, door verplicht te zijn, zijn enige liefde af
te maken. Tegen het einde van de film hadden we het idee dat we
Ripley snapten, dat we wisten wie hij was en waarom, en dàt liet
ons toe om mee te voelen met zijn situatie. In het geval van
‘Ripley’s Game’ vinden we enkel een zwart gat. De enige poging tot
motivering die er in de hele film wordt ondernomen, komt er wanneer
hij een verhaal vertelt over zijn ouders, en zelfs dan komt de
uitleg nogal magertjes over. Het is niet voldoende om een film aan
op te hangen. Zoals het is, zien we twee uur lang een personage
over het scherm lopen, van wie we de karaktertrekken wel kennen
(zijn esthetiek, zijn kilte), maar niet begrijpen.
Cavani maakt goed gebruik van de Italiaanse en Duitse locaties
waar ze haar verhaal gefilmd heeft (in de boeken speelde alles zich
af in Frankrijk), en kiest voor een klassieke, degelijke
scène-opbouw. Geen spectaculaire cameratrucs, geen mtv-montage,
maar een eenvoudige, soms lyrisch aandoende visuele stijl, die bij
het personage past. Ripley zelf zou ongetwijfeld hoofdpijn krijgen
van ‘Matrix’-achtige toestanden. Blijft het feit dat er twee grote
set pieces in de film zitten, twee omvangrijke scènes die duidelijk
dienen om de spanning ten top te drijven, waarvan er niet één werkt
zoals het eigenlijk zou moeten. De eerste speelt zich af op een
trein, en is goed in elkaar gestoken, maar enkel tot op die hoogte
dat je je gaat afvragen wat een Brian De Palma met zo’n scène
gedaan zou hebben. Laat staan een Hitchcock. Of zelfs een Anthony
Minghella. En de tweede sequens, de finale bij Ripley thuis, wordt
dan weer verrassend snel afgehaspeld – we krijgen tien minuten
set-up, misschien drie minuten pay-off. Tja, dan is dat dus te
weinig.
Alles tesamen is dit dus een vrij boeiende thriller, stijlvol in
beeld gebracht en goed geacteerd (vooral ook Ray Winstone is alweer
fantastisch op dreef), maar op een vreemde manier vrij van echte
thrills, of van échte betekenis – twee zaken die ‘The Talented Mr.
Ripley’ wél had. Dit is er eentje waarbij u rustig kunt wachten tot
de dvd er is.
http://www.ripleys-game.com/