

Kan er iemand mij vertellen wat er de laatste jaren met Kevin
Spacey is gebeurd? De man bouwde zijn carrière op goeie films,
films met ballen aan hun lijf: ‘Seven’, ‘LA Confidential’, ‘American
Beauty’… En eens hij daar dan voor werd beloond met een oscar,
schakelde hij à la minute over op het soort van slijmerige pap waar
hij vroeger voor bedankt zou hebben. Nog ‘Pay It Forward’, anyone?
‘K-Pax’ is niet zo erg als die vroegere film, wees gerust, maar
veel reden tot vrolijkheid is er helaas niet. Wat we hier hebben is
een onvoorstelbaar middelmatige film, die waarschijnlijk niet ver
boven de onderste plank van de videotheek zou uitrijzen indien de
twee hoofdacteurs niet zo goed waren.
Jeff Bridges speelt Mark Powell, een psychiater die te weinig
tijd besteed aan zijn familie. We zien hem nogal verveeld luisteren
naar de verhalen van zijn patiënten, een man met smetvrees, een
vrouw die al jaar en dag op dezelfde man zit te wachten, iemand die
overal een vreselijke stank ruikt. We merken dat Powell is
weggezakt in een soort van dodende monotonie in zijn leven, waarin
het moeilijk valt nog enthousiasme op te brengen voor eender
wat.
Dan wordt een nieuwe patiënt zijn bureau binnengebracht. Kevin
Spacey speelt Prot (ja, oké, grijns maar even, ik wacht wel –
klaar? goed dan). Prot werd opgepakt in het station; een
welbespraakte, keurige man, die echter beweert een buitenaards
wezen van de planeet K-Pax te zijn. “Maar maak je geen zorgen,”
stel Prot Powell gerust, “ik zal niet uit je borst springen of
zo.”
Powells aanvankelijke overtuiging dat hij hier met een zoveelste
gek te doen heeft, wordt in twijfel getrokken wanneer Prot over
zijn thuisplaneet begint te vertellen. Zijn verhalen zijn enorm
gedetailleerd, en bevatten astrologische informatie die ongekend
dient te zijn voor iedereen behalve een aantal experts op dat
gebied.
Gedurende de hele film krijgen we tegenstrijdige informatie die
ons aan het gokken moet houden: is Prot echt een alien of is hij
gewoon gestoord? Dat centrale vraagteken is interessant genoeg, en
de scènes tussen Spacey en Bridges komen op een bewonderenswaardige
manier tot leven: wat we te zien krijgen, zijn twee goede acteurs
die met elkaar een duel aangaan. Spacey krijgt van het scenario
meer de gelegenheid om zijn kunnen tentoon te spreiden, in scènes
die van hem verlangen een banaan met schil en al op te eten en
onder hypnose terug te keren naar zijn jeugd. Bridges speelt het,
zoals het hoort, meer ingehouden, maar hij is steeds geloofwaardig,
en vergeet niet dat hij hier de weinig benijdenswaardige taak
krijgt om de emotionele link met het publiek te leggen. Als de
psychiater in Prot gelooft, zullen wij dat ook doen. Dus is het aan
Bridges om het voor ons aannemelijk te maken geloof te hechten aan
Prots verhalen. Hij moet in staat zijn om te twijfelen aan Prots
herkomst zonder het publiek te verliezen, en het lukt hem.
Het is wanneer de film wordt opengetrokken naar de verdere
bevolking van de inrichting, en naar het gezin van Powell, dat hij
begint te mislukken. Een belangrijk punt in de film is dat Prot
Powell evenzeer, indien niet méér, helpt dan omgekeerd. Powell ziet
zijn gezin te weinig, heeft een zoon waarmee hij al lang niet meer
gesproken heeft, en Prot krijgt hem zover zijn leven te veranderen.
Of hij nu alien of gek is, hij sleurt de psychiater uit zijn
monotonie en geeft hem weer zin in het leven. Dat klinkt melig…
en dat is het ook. Powells echtgenote en kinderen zijn niet meer
dan schaduwen, het is het typische filmgezinnetje, dat enkel
bestaat opdat de protagonist toch maar iemand zou hebben om tegen
te praten over de gebeurtenissen die de plot opmaken. Dat gezin
hoort de drijvende kracht achter Bridges’ personage te zijn, maar
we kunnen er niet in geloven.
De thematiek van ‘K-Pax’ is zuiver Hollywood: net als ‘Forrest
Gump’ tracht Prot ons ervan te overtuigen hoe belangrijk het is
vast te houden aan familie, en om te genieten van de eenvoudige
dingen in het leven. Spacey schuifelt door de gangen van de kliniek
en één voor één geneest hij zowat alle patiënten van Powell, door
platitudes te spuien als “find the bluebird and you will find
happiness”. Als ik dat soort van teksten hoor, krijg ik spontaan de
neiging om terug te roepen: “waarom zou je, lijsters schijten toch
alleen maar op je auto!” ’t Is dat ze je toch niet kunnen horen…
De scène waarin men de blauwe lijster dan toch vindt, is ronduit
gênant, zo melig is het. Als het genezen van psychiatrische
patiënten werkelijk zo eenvoudig was, dan zouden alle klinieken hun
deuren kunnen sluiten, en alle professionele psiechen hun witte jas
over de haag gooien. Misschien niet eens zo’n slecht idee,
eigenlijk…
Er valt best wel wat te genieten in ‘K-Pax’ – de acteurs en
bepaalde dialogen zijn uitstekend, en ook het einde werd zeer goed
aangepakt. De vraag of Prot nu al dan niet die laatste lichtstraal
richting K-Pax neemt, wordt beantwoord… en toch weer niet. Het
einde van ‘K-Pax’ werd vaak bekritiseerd als onovertuigend, een
slot dat het niet aandurfde om een duidelijk standpunt in te nemen.
Persoonlijk hield ik wel van de ambiguïteit ervan. Gedurende de
hele film wordt ons op geen enkel moment gevraagd om echt na te
denken, maar nu op het einde toch wel nog. Wees er blij om, verwijt
het ze niet.