

Iris Murdoch wordt algemeen beschouwd als één van de grootste
schrijfsters van de twintigste eeuw. Haar kritieken, filosofische
traktaten en vooral haar romans hadden een blijvende invloed op de
tijd waarin ze schreef. Toen Murdoch in 1999 stierf, na een lang
gevecht met Alzheimer, hoefde je niet erg scherpzinnig te zijn om
de tragedie hierin te ontdekken: een geest die ooit één van de
scherpste in de literaire wereld was, en daarna gereduceerd werd
tot het twijfelachtig uitspreken van eenvoudige zinnetjes, waarvan
ze de betekenis niet eens snapte.
Haar echtgenoot, John Bayley, schreef vervolgens twee romans
over zijn echtgenote, met wie hij meer dan veertig jaar doorbracht.
Deze film, geregisseerd door Richard Eyre, een grote naam in de
Britse toneelwereld, is de verfilming van die boeken, maar wie echt
iets over Murdoch te weten wil komen, kan maar beter elders
zoeken.
‘Iris’ springt over en weer tussen twee tijdlijnen; we zien haar
als een jonge vrouw, gespeeld door Kate Winslet, die een roman
heeft geschreven maar deze aan niemand wil laten lezen. Wanneer ze
de schuchtere, stotterende Bayley leert kennen, is deze met
verstomming geslagen door de tientallen vrienden die ze heeft, door
de nonchalant-flirterige manier waarop ze met hen omgaat en haar
ongegeneerd uitbundige levensstijl. Bayley, die als jonge man
gespeeld wordt door Hugh Bonneville, is maar al te blij dat hij,
als sullige academicus, in de buurt van Iris mag komen, en zelfs
wanneer hun relatie ernstiger wordt, neemt hij haar ontrouwheden
erbij.
Als oudere vrouw is het Judi Dench die Murdoch neerzet. Al jaar
en dag getrouwd met Bayley, is ze haar wilde haren misschien kwijt,
maar nog niet haar talent voor het leven. De relatie tussen haar en
haar man is ondertussen uitgediept tot één van vanzelfsprekende
steun en liefde. Tot meneer Alzheimer langskomt.
Wat we in feite dus te zien krijgen, is het verhaal van een
jonge, seksueel gelibereerde vrouw die haar eerste stappen in de
literaire wereld zet, en vervolgens dat van een oudere vrouw die
langzaam maar zeker kapot gaat aan haar ziekte. Allemaal goed en
wel, maar wat we niét te zien krijgen, is de periode daartussen.
Ons wordt niet verteld hoe ze tot monument van de Engelse
literatuur opklom, of hoe de relatie tussen haar en Bayley zich
uitdiepte om ten slotte tot rust te komen in de routine die ze als
oudere mensen hebben. Wat ons niet verteld wordt is, in essentie,
wie Iris Murdoch is. Een nymfomane neigingen vertonende jonge vrouw
of een dementerende oude, ja… Maar niet een grote schrijfster.
Niemand die het werk van Murdoch niet kent, zal achteraf ook maar
één titel van haar oeuvre kunnen opsommen, of vertellen wat haar
boeken zo speciaal maakte, welke persoonlijkheid en gedachten haar
werk dreef.
Op die manier wordt ‘Iris’ niet zozeer het vieren van een
bestaand talent, of zelfs maar het rouwen om een talent dat
verloren ging aan een slopende ziekte, maar eerder een zoveelste
ziekte-van-de-week-film, nog net boven het niveau van tv-drama
verheven door de acteurs. De Iris Murdoch van deze film had eender
wie kunnen zijn, eender welke oude dame die op een tragische manier
aan haar einde kwam.
Neem bijvoorbeeld een scène, laat in de film, waarin Murdoch met
aandachtige blik probeert om de ‘Teletubbies’ te volgen op tv. Dat
moment is duidelijk bedoeld als dodelijk bittere ironie – de grote
schrijfster die een programma voor peuters tracht te begrijpen –
maar aangezien we de grote schrijfster nooit gekend hebben, valt
ook de dramatische ironie weg. Eyre verfilmt in wezen twee derden
van een leven, waarbij hij het meest cruciale derde, het derde dat
betekenis en emotie hadden kunnen geven aan wat vooraf ging en wat
volgde, gewoon weg laat vallen.
Ook visueel is de film nergens opmerkelijk. De afwisseling
tussen de tijdlijnen bood voor de hand liggende gelegenheden om
bepaalde dingen uit te proberen met kleuren, camerabeweging of
mise-en-scène, maar Eyre schijnt tevreden te zijn de film gewoon
één stijl te geven: een eenvoudige, tv-achtige, no-nonsense stijl
die volkomen voorspelbaar is.
De enige verlossende eigenschap van ‘Iris,’ zijn de
acteerprestaties, die dan ook zéér goed zijn. Kate Winslet speelt
de jonge Murdoch met een soort van onbevangenheid, en onschuld,
zelfs doorheen haar vele seksuele escapades, terwijl Judi Dench een
technisch perfecte prestatie levert als de oudere schrijfster. Let
op kleine gebaren en het acteren met de ogen dat Dench hier laat
zien. Lang leve de Britten voor hun subtiliteit.
Maar wie er echt uitspringt, is Jim Broadbent als de oudere
Bayley, een man die van zijn vrouw hield ondanks zijn wetenschap
dat hij lange tijd niet de enige man in haar leven was én dat ze,
als puntje bij paaltje kwam, telkens weer wegvluchtte in een
fantasiewereld waar niemand anders was uitgenodigd. Het is
indrukwekkend hoe Broadbent zijn stotter, zijn onhandige
lichaamstaal en academische verwarring weet uit te drukken, zonder
over the top te gaan. Wanneer de acteur zijn emotionele scènes
speelt, is hij volstrekt geloofwaardig. Geen geringe prestatie,
gezien het feit dat zijn rol in de film uitsluitend is om als jonge
man door Iris in een ongekende wereld van vrijheden en (seksuele)
assertiviteit ingewijd te worden, en als oudere man voor zijn
aftakelende vrouw te zorgen. Wat Bayley echt voelt, waar hij
vandaan komt, of zelfs maar wat hij doet voor de kost, zijn
schijnbaar irrelevante vragen waar de film geen antwoord op
heeft.
Het is eigenaardig dat mensen een film zouden willen maken over
een bepaald persoon, om vervolgens zo goed als geen informatie over
die persoon te geven. Wie zich een beeld wil vormen van Iris
Murdoch, kan ik die éne, heel erg clichématige raad geven: lees de
boeken.
http://www.miramaxhighlights.com/iris/