In 2001 stond Steven Soderbergh op het hoogtepunt van zijn populariteit en productiviteit. Met Erin Brokovich en Traffic had hij net een kritisch bejubelde en commercieel succesvolle double whammy van jewelste afgeleverd. Hij volgde dat op met zijn grootste kassucces van allemaal – Ocean’s Eleven, een met sterren bezaaide crime caper die achteraf nog als handige cash cow zou dienen telkens wanneer Soderbergh centen nodig had om zijn meer persoonlijke, kleinere projecten te financieren. The Good German en Bubble brengen geen cent op? Oké, dan doen we Ocean’s Twelve om de financiële geloofwaardigheid op te krikken. Che en The Girlfriend Experience zijn niet echt kaskrakers? Dan krijg je Ocean’s Thirteen in ruil. Dat klinkt als een cynische afweging (één voor de studio’s, twee voor mezelf), maar dat is dan buiten de zorg gerekend waarmee Soderbergh ook zijn Ocean’s-films in elkaar stak. Ocean’s Eleven is geen commercieel haastwerkje, maar een eerlijke poging om de sfeer van de übercoole rat pack-films weer tot leven te wekken. En hoewel de gladheid en oppervlakkigheid van de prent soms kan dwarszitten, is het eindresultaat sowieso een bijzonder genietbare blockbuster.
George Clooney speelt Danny Ocean, een sympathieke bedrieger die nog geen dag uit de bak is vooraleer hij zijn volgende klus begint te plannen. Hij wil de gezamenlijke kluis van drie casino’s leegroven, goed voor een buit van zo’n 150 miljoen dollar. Extra motivatie: die drie casino’s (en dus ook die kluis) behoren toe aan Terry Benedict (Andy Garcia), een veel minder sympathieke bedrieger die het momenteel aanlegt met Danny’s ex, Tess (Julia Roberts). Danny verzamelt een bende oude bekenden, waaronder Brad Pitt, Matt Damon en ander mooi volk, en gaat aan het werk om een waanzinnig complex plan tot een goed einde te brengen.
Soderbergh vertelt dat hele verhaal met een lichte hand en een sterk gevoel voor zelfrelativerende humor. Ocean’s Eleven is een remake van de gelijknamige prent uit 1960, met Frank Sinatra, Dean Martin, Sammy Davis Jr en de rest van de rat pack – een bende entertainers die nog altijd te boek staat als een toonvoorbeeld van ouderwetse mannelijkheid. Soderbergh slaagt in een complexe balanceeract: hij maakt van Clooney, Pitt en co hedendaagse updates van diezelfde persoonlijkheden – glad, charmant, rokkenjagers, altijd in controle – maar hij geeft er ook een ironische draai aan. Hij wil de coole, hippe sfeer van 1960 hebben, maar dan wel geherinterpreteerd voor 2001. En dus krijgen we bijvoorbeeld een scène waarin George Clooney een monoloog afsteekt over de reden waarom hij de kraak wil plegen: “Omdat het huis altijd wint. En nu wil ik winnen.” Waarna Brad Pitt antwoordt: “Je hebt die speech ingestudeerd, niet?” Het is een eenvoudig grapje, maar het doorprikt meteen de zelfingenomen mannelijkheid van de film. Ocean’s Eleven is een machofilm voor metroseksuelen.
Los daarvan is de prent vooral een luchtige misdaadkomedie, die voornamelijk diende als tussendoortje na twee films met serieuze thema’s. Soderbergh gebruikt de vrijheid van het complexloze scenario om zijn visuele stijl verder te perfectioneren. Waar zijn vorige films vaak gedomineerd werden door handgehouden camera’s en/of een zeer gestileerd kleurgebruik, heeft hij nu een excuus om in volslagen Hollywood-glamourmodus te schieten. Geen korrelig, afgebleekt handheld-werk hier, maar vloeiende steadicambewegingen, warme kleuren, flatterende belichting en een subtiele montage. Het was duidelijk zaak om alles er zo mooi mogelijk uit te laten zien, de hele esthetiek is er één van glitter in pure Las Vegas-stijl. Voor Soderbergh was dat niet helemaal de eerste keer – Out of Sight is een visuele voorganger van deze film – maar het was wel een primeur dat hij er zo ver mee kon gaan. En hoewel de regisseur naar verluidt serieus heeft geworsteld om de juiste toon en stijl te vinden voor de film (hij beschouwt Ocean’s Eleven blijkbaar als één van de moeilijkste films die hij ooit heeft gemaakt), is het hem wel gelukt. Misschien zat Soderberghs probleem wel juist bij het feit dat hij een relatief analytische, cerebraal ingestelde filmmaker is, iemand die zich goed voelt bij ideeëncinema en topic movies. Hier echter, was het zijn job om ongecompliceerd entertainment te bieden, en dat vereist een mentaliteitsverandering die niet evident is.
De obsessie met glamour spreekt uit niets zo duidelijk als uit de casting. Met Clooney, Pitt, Damon, maar ook Julia Roberts, Andy Garcia en oudere legendes als Carl Reiner en Elliot Gould in de hoofdrollen is Ocean’s Eleven een banket aan star power, waarvan het bijna irrelevant is welke rollen ze spelen, zolang ze er maar glamoureus uitzien. De overdaad aan personages (een bende van 11 man, plus een slechterik, een love interest en nog wat geassorteerde nevenfiguren) zorgt er voor dat de meesten van hen eerder karaktertrekjes en hebbelijkheden krijgen dan een volwaardige persoonlijkheid. Brad Pitt staat in elke scène te vreten, Matt Damon is de wannabe die nog niet echt meekan met Clooney en Pitt, Andy Garcia mag dreigend voor zich uitkijken en de hele film lang door eindeloze gangen benen en ga zo maar door. Iedereen krijgt zijn eigen, specifieke tic mee, en dat moet dan maar genoeg zijn. Opnieuw: diepgang moet je niet zoeken. Het draait om uitstraling, presence.
En daarmee komen we ook aan het grote probleem van de film – voor zover je er een probleem van wilt maken: Ocean’s is één en al uitstraling en oppervlakte. Het is een mooi, shiny object zonder echte inherente waarde. Inhoud moet je ergens anders zoeken en eens het gedaan is, blijft er je niet echt veel bij, buiten de fotogenieke glimlachjes van de acteurs. Is dat erg? Niet echt – je amuseert je tenslotte wel. Maar toch, als je de eindbalans opmaakt, zien we Soderbergh eigenlijk liever in serieuze modus. Maar dat zijn wij dan weer.