Met : Nicole Kidman, Ewan MacGregor, Jim Broadbent, Richard
Roxburgh, John Leguizamo, Caroline O’Connor, Jacek Koman e.a.
122 min. / USA-AUS
Toen Baz Luhrmanns waanzinnige musical ‘Moulin Rouge’ enkele jaren
geleden de zalen inrolde, waren de reacties van de meeste mensen
extreem – je hield ervan met een passie die grensde aan het
obsessieve, of je haatte het met een verachting die tegen de
walging aanlag. Maar een middenweg bestond er niet. Dat soort van
gevoelens zijn vaak het teken van een opvallend, gedurfd project –
denk er maar van wat je wil, maar je kunt het niet negeren. Nu, nu
er een paar jaar zijn voorbijgegaan en de mensen de gelegenheid
hebben gekregen om de film een paar keer opnieuw te bekijken, lijkt
de waardering voor ‘Moulin Rouge’ alleen maar te zijn toegenomen.
Wie hem de eerste keer te druk en te flashy vond, went een
tweede keer aan het frenetieke ritme en begint te genieten van de
humor en het visuele vernuft. Om nog maar te zwijgen van de
business die er rond de prent is ontstaan: er worden speciale
Moulin Rouge-feestjes georganiseerd en er wordt nog steeds
geïncasseerd op de populariteit van de muziek. De film is zelfs
onderweg om een icoon van het gay wereldje te worden (na Abba en
Shirley Bassey eisen ze ook Ewan McGregor en Nicole Kidman in dit
glitterwereldje op). In beperkte tijd is ‘Moulin Rouge’ uitgegroeid
tot een begrip in de popcultuur.
En toch is al wat Baz Luhrmann doet in ‘Moulin Rouge’ inhoudelijk
niet zó vernieuwend. Hij put veel van de drive voor z’n film uit
een anachronisme, net zoals hij dat deed in z’n vorige project,
‘Romeo + Juliet’, door die Shakespearetragedie in het heden te
plaatsen. Ditmaal zet hij z’n verhaal in 1901, maar laat hij de
personages liedjes uit de tweede helft van de twintigste eeuw
zingen: ‘Diamonds Are A Girl’s Best Fried,’ ‘Material Girl’, ‘Up
Where We Belong’, ‘All You Need Is Love’ enzovoort ad infinitum.
Zoals Luhrmann zelf talloze malen heeft aangegeven, is hij niét de
uitvinder van dat procédé: in ‘Meet Me In St. Louis’ zong Judy
Garland ook radioliedjes uit de jaren dertig, terwijl de film zich
in 1903 afspeelde. Het achterliggende idee was identiek: een
hedendaags publiek zou zich makkelijker met de emoties van het
verhaal kunnen identificeren indien de muziek uit hun eigen
ervaringswereld kwam. Indien we twee uur lang hadden moeten
luisteren naar de jengelmuziek die in de échte Moulin Rouge werd
gespeeld, begeleid door het naar huidige normen weinig opwindende
rokkengezwaai van de cancan-meisjes, zouden we lang voor het einde
in slaap zijn gevallen. Want wat kan ons dat schelen? Maar laat de
personages ‘Your Song’ zingen en plotseling klikt het, we begrijpen
wat ze willen uitdrukken. Wat de muziek betreft, heeft Luhrmann een
idee genomen dat al jaar en dag bestond, en hij heeft dat dan
uitgevoerd tot in de tiende macht – de hele film hangt aan elkaar
van die muziek, de dialogen zijn eigenlijk bijkomstig.
Ook het verhaaltje op zichzelf is weinig vernieuwend – veel van de
conventies die er gebruikt worden, zijn zelfs rechtstreeks terug te
voeren op Shakespeare. We krijgen de minnaars die een verboden
romance beleven (de jonge, arme schrijver Ewan McGregor wordt
verliefd op cancan-meisje Nicole Kidman, die eigenlijk beloofd is
aan de schofterige Duke, Richard Roxburgh), een idee dat nog steeds
echo’s laat horen van ‘Romeo and Juliet’. Er vinden komische
identiteitsverwarringen plaats en om de Duke te slim af te zijn,
moeten de geliefden vaak hun toevlucht nemen tot waanzinnige
leugens – verhaaltechnieken die zó uit Shakespeare’s komedies
komen, van ‘Twelfth Night’ tot ‘Much Ado About Nothing’. Wat de
inhoud van ‘Moulin Rouge’ betreft, is er niets te zien of te horen
dat niet terug te voeren valt op invloeden van buitenaf. En als je
dan toch gaat pikken, van wie kun je dat dan beter doen dan van de
bard zelve?
Nee, waar Luhrmann in uitblinkt, en wat van ‘Moulin Rouge’ een
meesterwerkje maakt, is zijn visuele grandeur. Alles aan deze film
is sprankelend, flitsend, vernieuwend. Realisme was duidelijk het
minste van Luhrmanns zorgen: we krijgen een gigantische olifant die
achter de Moulin Rouge staat en waar Nicole Kidman haar kamer heeft
(die olifant bestond overigens écht, maar wordt hier nog enkele
malen uitvergroot en voorzien van de nodige glitters). De Duke
woont uiteraard in een gotisch aandoend kasteel (waar anders?),
waar in elke duistere hoek een sinister gevaar kan schuilen. De
Moulin Rouge zelf barst van de levende kleuren en wordt in beeld
gebracht als een discotheek avant la lettre, waar alles kon en
mocht. En wanneer Ewan McGregor zijn liefde voor Nicole Kidman wil
uitzingen, springt hij simpelweg van haar olifant af om op een door
mist omhulde dansvloer terecht te komen – het mannetje in de maan
zingt met hem mee met de stem van Placido Domingo. Luhrmanns camera
zweeft niet zomaar door dat wereldje heen, hij vliegt erdoor: de
bewegingen barsten van de energie en de montage houdt continu een
beukend ritme aan.
Die montage is misschien nog wel het knapste aan de hele film – in
de meeste films wordt gewoonlijk gebruik gemaakt van wide shots om
de choreografie van de dans niet te verstoren, in déze film
daarentegen, kiest Luhrmann continu voor snelle cuts. De montage
gaat deel uitmaken van de choreografie en wordt perfect getimed op
basis van de muziek. Dat is zeer goed te merken aan het begin,
tijdens de koortsachtige cancan die de film opent, en later tijdens
‘El Tango De Roxanne’, misschien het beste nummer van de hele
prent. Die montage is niet zomaar willekeurig, ze begeleidt de
muziek, zodat beeld en geluid een soort van dansje met elkaar gaan
uitvoeren.
Het verhaal en de boodschap (liefde overwint alles) is uiteindelijk
maar weinig bijzonders, maar wat Baz Luhrmann heeft gedaan met
‘Moulin Rouge’, is dat hij oude wijn in nieuwe zakken heeft gegoten
die zó fantastisch nieuw zijn, dat ze er over twintig jaar
waarschijnlijk nog over zullen praten.
http://www.clubmoulinrouge.com/