112 min. / USA-UK-CZ-D
Net nu we dachten dat we alle zomerse shit wel achter de rug
hadden, krijgen we dit over ons heen: The League Of Extraordinary
Gentlemen, ook wel LXG genoemd door de vrienden. Een vriend van
deze… euh… nu ja, film, wil ik me niet bepaald noemen, maar
aangezien ik het vertik elke keer de opgeblazen titel van dit
opgeblazen project te typen, houden we het hier maar bij.
Het idee op zichzelf hàd in theorie nog een leuke avonturenfilm
kunnen opleveren: zeven van de meest beruchte literaire figuren uit
de late negentiende eeuw worden samengebracht in één verhaal:
avonturier Allan Quatermain (Sean Connery), kapitein Nemo, Dr.
Jekyll/Mr. Hyde, Mina Harker (de rol van Winona Ryder in Dracula,
weet u nog wel?), Dorian Gray, de onzichtbare man en Tom Sawyer, in
1899 gepromoveerd tot geheim agent van de Amerikaanse
overheid.
Een geheimzinnige schurk die zichzelf The Phantom noemt (zegt
Connery: how operatic), heeft een duivels plan ontwikkeld waardoor
hij moderne wapens (tanks, machinepistolen, noem maar op) kan
gebruiken om Engelse en Duitse overheidsinstanties aan te vallen.
De twee naties keren zich tegen elkaar, en een wereldoorlog zal het
gevolg zijn. Een oorlog waar The Phantom, met zijn moderne
arsenaal, natuurlijk behoorlijk munt uit zal kunnen slaan, tenzij
de Liga hem kan tegenhouden.
Men kan natuurlijk op zoek gaan naar logica binnen dat verhaal,
zoals bijvoorbeeld: als de Britse overheid weet dat The Phantom
achter die aanvallen zit, waarom zou een oorlog met Duitsland dan
onvermijdelijk zijn? Kunnen ze dan niet gewoon even met die moffen
rond een tafel gaan zitten om de situatie te bespreken? En waarom
hebben ze dan de Liga nodig, in plaats van gewoon hun eigen geheim
agenten op de zaak te zetten? Maar goed, ik zou niet degene willen
zijn die logica introduceert op een plek waar het overduidelijk
ongewenst is, en die kleine plotgaten zijn nog niets in
vergelijking met de volslagen onzin die later nog zal volgen.
Vanuit dat basisgegeven had men een lollige avonturenfilm kunnen
maken – hier en daar een aardige actiescène, een grap of twee
tussendoor, niets te pretentieus of hoogdravend, gewoon fun. Maar
nee dus, want de uitvoering is werkelijk bij de beesten af.
Moderne wapens introduceren in een retro-avonturenfilm – het is een
riskante onderneming. Barry Sonnenfeld probeerde het een aantal
jaar geleden met Wild Wild West, en het resultaat was zo’n rotzooi
dat na elke vertoning de bioscoopschermen afgekuist moesten worden.
Voor LXG geldt hetzelfde: de Victoriaanse settings en de twintigste
eeuwse wapens vloeken met elkaar dat het geen aard heeft. Het mag
dan ook nauwelijks verwonderen dat de beste actiescène in de hele
film één van de eerste is, waarin Quatermain wordt aangevallen in
een café ergens in Afrika. Het is het enige gevecht dat met
vuisten, messen en drankflessen wordt uitgevochten, in plaats van
met automatische wapens die in niet dat tijdperk thuishoren. LXG
probeert van twee walletjes te eten, met zowel een ouderwets
aandoende setting die de b-avonturenfilms van weleer dienen op te
roepen, én modern actiegeweld uit de hedendaagse blockbusters. Waar
ze mee eindigen, is het slechtste van beide werelden.
Maar goed, dat had ik ze misschien nog kunnen vergeven indien de
actiescènes op z’n minst enigszins bekwaam in beeld waren gezet,
maar néén! Driewerf néén, zeg ik u! LXG is een film die van a tot z
wordt voortgestuwd door z’n actiescènes, z’n settings en z’n
special effects, maar geen van de drie die deugen. De actiescènes
zijn slordig in beeld gezet en bevatten nauwelijks enige samenhang
– wat dat betreft is deze film in hetzelfde bedje ziek als
Daredevil een aantal maanden geleden, en het toont nog maar eens
aan hoe verdomd moeilijk het wel is om een degelijke actiescène in
elkaar te knutselen. Vandaar dat ik zoveel respect heb voor mensen
die dat wél kunnen: mensen als John Woo, Steven Spielberg, Peter
Jackson. Dat zijn regisseurs die op z’n minst een gevoel van
geografie in hun actiescènes leggen, zodat je weet wie zich waar
bevindt, wat die mensen aan het doen zijn en waarom. Hier lijken de
achtervolgingen en gevechten specifiek gemonteerd om je te
desoriënteren, om je het gevoel te geven dat je niét meer weet waar
je bent en waarom.
De settings zijn ontworpen om een donkere, onheilspellende
Victoriaanse sfeer op te roepen, maar het enige dat ze zijn is…
wel… spuuglelijk. Echt niet om aan te zien. Neem bijvoorbeeld de
Nautilus, Nemo’s schip, en bekijk die versieringen aan de romp en
dat wanstaltig kitscherige interieur. Is dat ding ontworpen door
mensen met slechte smaak, of niet? Er is overigens nog een giller
die ik u niet wil onthouden in verband met dat schip: die duikboot
is ongeveer twaalf verdiepingen hoog en god weet hoe lang. Denk aan
de Titanic, maar dan maal honderd. En toch slaagt men er hier in om
met die joekel door de kanalen van Venetië te varen. Faut le
faire.
En dan zijn er nog de special effects. Zoals u had kunnen denken,
hangt LXG volledig af van CGI, en het resultaat is bij tijd en
wijlen lachwekkend te noemen. Zo zien we Dr. Jekyll in Mr. Hyde
veranderen door, net als de Hulk eerder dit jaar, uit z’n hemd te
barsten maar niet uit z’n broek. Het resultaat is krék Fat Bastard
uit Austin Powers. Niet alleen kun je de computergegenereerde
beelden van een kilometer afstand spotten, er worden er ook veel te
veel gebruikt. De buitengewone heren rennen van hot naar her door
een computerlandschap dat er geen seconde geloofwaardig
uitziet.
LXG is een chaotische bende van een film, een rommelig allegaartje
van scènes die weinig of niets met elkaar te maken hebben, maar
domweg achter elkaar werden geplakt in de hoop dat er op
miraculeuze wijze een film zou ontstaan. Niet dus.
“Ja maar,” hoor ik u al zeggen, “dit soort film is toch maar gemikt
op twaalfjarigen?” En dan geven we ze dit? Geen wonder dat sommige
jongeren geen enkele interesse meer hebben in iets anders dan
hersenverlammende explosies en grote luide dingen die “boem” doen,
als dit het soort cinema is dat we hen in de maag splitsen.
Ik troost me met de gedachte dat ik deze week ook Igby Goes Down en
Dirty Pretty Things gezien heb. Er is nog hoop, maar die rust in
geen geval in de handen van regisseur Stephen Norrington of Sean
Connery, die steeds meer een parodie op zichzelf wordt. Waardig
ouder worden is er voor onze favoriete James Bond schijnbaar niet
bij. Ik zou medelijden met hem hebben, indien hij niet zoveel poen
opstreek aan deze ongein.
http://www.leagueofextraordinarygentlemen.com/