Nick Oliveri mag dan wel bassist zijn van Queens Of The Stone Age en er met die groep een meer dan goed gevuld tourschema op nahouden, dat weerhoudt hem er niet van om met zijn eigen groep Mondo Generator een nieuwe plaat op de wereld los te laten. A Drug Problem That Never Existed blaast je omver vanaf de eerste seconde. Voor de angstige luisteraar: daar komt niet alleen grof geschut bij kijken, er zijn ook enkele subtiele — maar daarom niet minder pakkende — muzikale aanvallen.
Als Oliveri niet met Queens Of The Stone Age op tournee is, zijn medewerking verleent aan nieuwe platen van Mark Lanegan Band, Dwarves of Auf Der Maur, wat doet deze brave man dan? Zijn eigen geesteskind Mondo Generator bij elkaar fluiten en een plaatje opnemen uiteraard. Drie jaar na debuut Cocaine Rodeo is er A Drug Problem That Never Existed. Zoals de titel al doet vermoeden is de inspiratiebron onveranderd gebleven.
Wat wel drastisch veranderd is, is de samenstelling van de groep. Waar Mondo Generator vroeger nog een veredeld soloproject van Oliveri was, heeft de man nu vaste gezellen gevonden in de illustere Brant Bjork (Kyuss, Fu Manchu en Brant Bjork & The Bros.), Molly Maguire en Dave Catching (beide Earthlings?). Deze vaste bezetting gedurende de hele plaat werpt zijn vruchten af. Het album klinkt als een geheel, niet meer als een vreemd samenraapsel van afleggertjes en diverse opnamesessies zoals met Cocaine Rodeo het geval was.
Met "Meth, I Hear You Calling", een amper een minuut durende hyperkinetische ode aan het snoepgoed crystal meth, schiet de groep uit de startblokken. Eveneens in de categorie "waanzin en erger" vinden we de nummers "Fuck You I’m Free" en "Girl’s Like Christ", beide co-written door Dwarves-frontman Blag Dahlia. Van toeval is hier uiteraard geen sprake.
Wie denkt op een Mondo-album enkel nummers te mogen verwachten als "ƒ.Millionaire" en "Six Shooter" van QOTSA heeft het mis. "Me And You" en "Do The Headright" waren dan wel oorspronkelijk bedoeld voor QOTSA’s Songs For The Deaf, ze zijn niet zo schreeuwerig als voornoemde songs. In "Detroit", een ode aan zijn overleden grootvader, toont Oliveri zich zelfs van zijn gevoelige kant. De grafstem van Mark Lanegan die op de achtergrond aanwezig is komt het nummer alleen maar ten goede.
Ouderwets rockend is "Like You Want", een nummer dat snakt naar een overvolle piepkleine zaal waar bier en zweet van de muur druipen. Ook het van Desert Sessions geleende "Jr. High Love", een hommage aan het ranzig high school-bestaan, en "Here We Come" hebben maar één bedoeling: de luisteraar met de wijsvinger en pink gestrekt in de lucht laten headbangen dat het geen naam meer heeft. Missie geslaagd trouwens.
Zoals het hoort wordt het beste voor het laatste bewaard. Afsluiter "Four Corners" bezorgt je rillingen en doet je na afloop naar de repeattoets duiken. Het nummer is een perfecte wisselwerking tussen rustige, akoestische en door Mark Lanegan gezongen strofen en hard scheurende, door Oliveri geschreeuwde refreinen.
Oliveri mag dan al de reputatie van drugkonijn en vechtjas hebben (zie bijvoorbeeld de scène in de film Kurt & Courtney, waarin Oliveri tijdens een Dwarves-concert een fan op de eerste rij met zijn combat-boot een trap in het gezicht verkoopt), de man heeft ook talent zat. Als hij tussen al deze eigenschappen een goede wisselwerking weet te vinden kan daar nog veel moois uit ontstaan.