Is het de nieuwe Rage Against The Machine? Is het de nieuwe Soundgarden? Nee, beste mensen, het is Audioslave! En het is nog goed ook.
Wie af en toe een beetje rondkijkt op de muziekfora op het net, kan er niet naast kijken: Audioslave is een hot topic. De ene vond RATM beter, de andere Soundgarden, die zegt dat Zack de la Rocha niet kon zingen, de andere vond het gitaarwerk van Tom Morrello vroeger beter, … Ons kan het allemaal geen barst schelen, RATM was een stevige groep, Soundgarden was minstens even goed, en zolang er uit Audioslave maar een behoorlijk potje muziek komt, zijn we tevreden.
Het was dan natuurlijk wel de vraag of hun titelloze debuut inderdaad zo een potje kon brouwen. En ja hoor, behoorlijk kan je het album van Audioslave gerust noemen. Het is niet ‘supermegamega’, maar erg goed is het wel. Wie op zoek is naar rock met zin voor melodie, een stevige dosis punch en uppercut, een geweten en teksten die verder gaan dan de gewoonlijke bullshit, u weet wat te doen.
De eerste single "Cochise" opent het album en geeft duidelijk aan welke richting Audioslave uitgaat qua klank en attitude. De dreiging die van de intro uitgaat, wordt afgelost door typische Tom Morrello-gitaarhooks en even kenmerkende dondergeluiden uit de bas van Tim Commerford, waarop Cornell dan zijn stem verschrikkelijk lekker laat scheuren. Voor je goed en wel in je stoel ligt, zit je volledig in de ‘mood’ van het album. Opvolger "Show Me How To Live" is van hetzelfde kaliber, zoniet nog beter.
Nummer vijf, "Like A Stone", is zonder enige twijfel het beste nummer van de plaat, hoewel het een paar luisterbeurten duurt voor je dat beseft. Opvallend is dat Audioslave hier bijzonder karig is met gitaargeluiden en dat vooral de drive uit het drumwerk van Brad Wilk de achtergrond rechthoudt. De zangmelodie komt daardoor veel meer naar voren, misschien net dat wat het nummer zo sterk maakt. Na een geschifte maar sobere gitaarsolo komt hier trouwens voor het eerst, maar niet voor het laatst, de akoestische gitaar naar boven. Het zal voor sommige RATM-fans even wennen zijn, maar het is heel erg goed.
Een andere topper, ook met akoestische gitaar, is "I Am The Highway". Vergis u echter niet, ook de stevigere nummers zoals "Set It Off", "Gasoline", "Bring Em Back Alive", en "Light My Way" zijn meer dan degelijk en zullen menige luisteraar spontaan aan het knikken krijgen.
Over "Exploder" hebben we eigenlijk maar één ding te zeggen: prima nummer, ware het niet dat Cornell na het tweede refrein ineens irritante "padap dadap"-geluiden uit zijn vergulde strot krast. Net een tikje erover dus. "Hypnotize", op zijn beurt, is het enige echte "share the wealth"-nummer op het album en klinkt best aardig.
Voor de rest van het album onthouden we vooral de twee afsluiters "Getaway Car" en "The Last Remaining Light". Beide nummers kunnen een indicatie zijn van de mogelijkheden die nog in Audioslave liggen: rustig, subtiel, maar tegelijkertijd heel erg gedreven. Het doet een beetje aan het solowerk van Cornell denken op Euphoria Morning. Hoewel het ongetwijfeld zijn eigen gitaargeluid blijft, laat zelfs Morello zijn gewoonlijke experimentele solo’s even achterwege en kiest hij voor werkelijk prachtig eenvoudige bluesy noten.
We hadden er eerlijk gezegd een beetje voor gevreesd, de release van Audioslave. Meer dan eens draait een samenwerking tussen supersterren immers op een dikke flop uit. Audioslave benadrukt echter dat ze een echte band zijn, niet simpelweg een los verbond dat door producer Rick Rubin samengebracht is. En zo klinken ze gelukkig ook! We zijn nu naar twee dingen benieuwd: hoe Audioslave het live gaat doen, en wat Metallica, die andere supergroep van de jaren negentig — geplaagd door personeelsproblemen en een danig tanende ster — ervan maakt op hun eerstvolgende release.